Hoofdregel voor sanctionering:
[Regeling vervallen per 31-12-2008]
Zaken met een nadeel tot € 6.000,- (tot 1 januari 2002 f 12.000,- ) (categorie I)
worden vanaf 1 april 2000 in beginsel bestuurlijk afgedaan.
In zaken (vermoedelijk) behorend tot categorie I wordt - indien een strafrechtelijk
onderzoek heeft plaatsgevonden - het proces-verbaal niet ingezonden en vindt geen
(verdere) strafrechtelijke vervolging plaats.
Uitzondering 1: strafrechtelijke dwangmiddelen toegepast vóór inwerkingtreding aanwijzing.
Zaken waarin, voorafgaand aan de inwerkingtreding van de vorige of deze aanwijzing,
strafrechtelijke dwangmiddelen werden toegepast of waarin de persoon reeds als verdachte
is gehoord, zullen altijd bij het OM ingeleverd en in overleg met het OM afgedaan
dienen te worden.
Uitzondering 2: pleegperiode vóór 1 april 2000. Zaken met een nadeel tussen f 6.000,- en f 12.000,-,
waarvan de pleegperiode geheel vóór 1 april 2000 ligt, kunnen in overleg met het OM
strafrechtelijk worden afgedaan.
Uitzondering 3: herhaling van overtredingen binnen een bepaalde periode.
Wanneer een bepaalde persoon zich binnen een periode van vijf jaar voor de tweede
maal heeft schuldig gemaakt aan sociale zekerheidsfraude, kan een strafrechtelijk
onderzoek ingesteld, proces-verbaal opgemaakt en strafrechtelijk vervolgd worden.
In deze gevallen is de datum van de 1e sanctionering startpunt voor de termijn van
vijf jaren en moet(en) de gepleegde gesanctioneerde overtreding(en) aantoonbaar zijn,
en in het proces-verbaal worden weergegeven en dienen beide nadeelbedragen ten minste
f 6.000,- of € 3.000,- te bedragen.
Uitzondering 4: geen bestuurlijke boete of bestuurlijke maatregel mogelijk.
Zaken met een nadeel onder de € 6.000,- (tot 1 januari 2002 f 12.000,- ) terzake waarvan,
gezien de pleeg- of benadelingsperiode of anderszins, geen bestuurlijke boete of bestuurlijke
maatregel kan worden opgelegd, kunnen strafrechtelijk worden afgedaan.
4. Internationaal opsporingsonderzoek en strafrechtelijke vervolging
[Regeling vervallen per 31-12-2008]
Opsporing en vervolging van Nederlandse sociale zekerheidsfraude in het buitenland
vindt in principe plaats onder dezelfde condities als hiervoor aangegeven in deze
aanwijzing, maar - gelet op de omstandigheden dat dergelijke zaken veel extra tijd
en energie vergen t.o.v. de zaken die zich op Nederlands grondgebied afspelen en op
het immer aanwezige capaciteitsgebrek en ten einde de beslissing hierover iets te
vergemakkelijken zijn hieronder een aantal toetsings- c.q. wegingscriteria ter indicatie
gegeven.
Opsporing en vervolging van sociale zekerheidsfraude in het buitenland kan o.a. aan
de orde komen in de volgende gevallen (geen limitatieve opsomming):
-
- Bij export van uitkeringen naar het buitenland (bijv. Kinderbijslag).
-
- Bij de vermoede aanwezigheid van buitenlands vermogen.
-
- Voormalig uitkeringsgerechtigden die inmiddels geremigreerd zijn naar het land van
herkomst.
Ten aanzien van internationale opsporing en vervolging geldt dat aan een aantal voorwaarden
zoveel mogelijk voldaan moet zijn, wil een dergelijke opsporing en vervolging opportuun
geacht worden.
Het betreft de volgende voorwaarden:
-
1. De (administratieve) mogelijkheden van de uitkeringsinstantie om informatie uit het
buitenland te vergaren, zijn uitgeput.
-
2. Strafrechtelijk onderzoek en sanctiemogelijkheden moeten een meerwaarde bieden ten
opzichte van de administratieve mogelijkheden.
-
3. Er dient een strafrechtelijk rechtshulpverdrag te bestaan tussen Nederland en het
betreffende land.
In bovenbedoelde gevallen kan in een dergelijke zaak internationale opsporing en/of
vervolging worden ingesteld, mits er zich daarnaast één of meer van de hieronder vermelde
omstandigheden voordoen, waarbij in ieder geval sprake dient te zijn van een aanzienlijk
nadeel.
Het betreft de volgende omstandigheden:
-
- Feiten zijn gepleegd in georganiseerd en/of internationaal verband.
-
- Ernst van de zaak.
-
- Aanwijzing dat er voldoende bewijsmateriaal verkrijgbaar is in het buitenland, waaronder
b.v. aantoonbaar vermogen in het buitenland.
-
- De verdachte bevindt zich in Nederland.
-
- De verblijfplaats van de verdachte in het buitenland is bekend.
-
- Preventieve signaalfunctie.
Voor het overige zal de officier van justitie in een dergelijke zaak bij een beslissing
ten aanzien van het al dan niet opstarten van internationale opsporing en vervolging
steeds een afweging moeten maken met betrekking tot de volgende punten.
-
1. Het aantal, soort en intensiteit van de opsporingsmiddelen.
De officier van justitie dient alvorens een internationaal opsporingsonderzoek te
starten, een inschatting te maken van het aantal, de soort en de intensiteit van de
in te zetten opsporingsmiddelen. Steeds moet in het oog worden gehouden dat in het
buitenland aanwezige of via het buitenland te verkrijgen bewijsmiddelen extra complicerende
en vertragende factoren op kunnen leveren, door het inzetten van internationale opsporingsmiddelen.
-
2. De kosten van de opsporing versus het geleden nadeel.
De officier van justitie dient zich van tevoren goed te beraden over de kosten van
de in te zetten opsporingsmiddelen. Internationale opsporing brengt extra kosten met
zich mee. Men denke daarbij aan o.a. het (laten) horen van in buitenland aanwezige
verdachten, het (laten) plaatsen van internationale taps, internationale signaleringen,
observaties e.d.
Daarnaast dienen de vermoedelijk te maken opsporingskosten in een redelijke verhouding
te staan tot het door de gepleegde feiten veroorzaakte nadeel of het teweeg te brengen
beoogd algemeen preventief effect in de samenleving.
-
3. De aanwezigheid van sociaal attachés of intermediairs (vertrouwensadvocaten) in het
betrokken land, die kunnen bemiddelen bij controle of opsporingsactiviteiten.
Indien in het land waar de opsporingshandelingen plaats dienen te vinden een sociaal
attachée of een intermediar aanwezig is, zal de opsporing mogelijk op meer eenvoudige
en goedkopere wijze kunnen worden uitgevoerd dan in landen waar dergelijke contacten
niet aanwezig zijn. In deze gevallen is het mogelijk om een betrekkelijk eenvoudig
onderzoek met minder dan een aanzienlijk nadeel toch in het buitenland te onderzoeken,
d.m.v. gebruikmaking van een van de genoemde functionarissen, die dan vervolgens door
een opsporingsambtenaar als getuigen gehoord moeten worden.
Een op deze wijze opgestelde en ondertekende getuigenverklaring, aangevuld met schriftelijke
bewijzen, verwerkt in het proces-verbaal, kan voldoende zijn als bewijs voor het gepleegde
strafbare feit.
-
4. Of er sprake is van een onderzoek dat past in een projectafspraak, waarbij bepaalde
zaken in een project centraal zijn gesteld en strafrechtelijke handhaving als bestuursondersteunende
inzet is afgesproken. Een dergelijk project kan met het landelijk OM of het plaatselijk
OM zijn afgesproken. Voor de weging van een dergelijk onderzoek zijn de eerdergenoemde
toetsingscriteria van veel minder belang en ondergeschikt aan de afspraken, die voor
het project zijn gemaakt.
5. Ontneming
[Regeling vervallen per 31-12-2008]
Ten aanzien van de mogelijkheden tot het ontnemen van het wederrechtelijk verkregen
voordeel in sociale zekerheidsfraudezaken, geldt als uitgangspunt:
'Geen ontneming, tenzij.....'
Achterliggende gedachte hierbij is dat de uitkeringsinstanties over voldoende eigen
mogelijkheden tot terugvordering, verrekening, verhaal en beslag beschikken. Het strafrecht
is niet bedoeld om ten onrechte uitgekeerde gelden voor de uitkeringsinstanties terug
te halen. (n.b. dit kan anders zijn indien de mogelijkheden tot terugvordering voor
de uitkeringsinstantie inmiddels verjaard zijn).
Andere argumenten om niet te ontnemen betreffen het gebrek aan middelen en geld bij
de verdachte om te kunnen ontnemen in dit soort zaken, alsmede het gegeven dat het
onwenselijk zou zijn dat personen onder het bestaansminimum terecht zouden komen.
Afwijking van het uitgangspunt van 'geen ontneming, tenzij ...' is eerst mogelijk
in o.a. de hieronder genoemde gevallen, welke voor de officier van justitie in een
zaak aanleiding kunnen zijn om een strafrechtelijk financieel onderzoek te starten
en een ontneming of ontnemingsmaatregel te vorderen.
Het betreft geen limitatieve opsomming, maar het verdient aanbeveling om slechts een
ontneming te overwegen nadat één of meer van de hieronder betreffende situaties of
gevallen zich gelijktijdig voordoen, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van bestaande
mogelijkheden of middelen geschikt om te ontnemen, alsmede van een aanzienlijk nadeel.
Het betreft de volgende gevallen of situaties:
-
• Feiten zijn gepleegd in georganiseerd en/of internationaal verband.
-
• De terugvorderingsmogelijkheden van de uitkeringsinstantie zijn verjaard
-
• Substantieel nadeel boven hetgeen door de uitkeringsinstantie kan worden teruggevorderd.
-
• Er is aanzienlijk vermogen aanwezig (bijv. onroerend goed).
-
• Eigendom van het vermogen is eenvoudig te bewijzen.
-
• Vermogen bevindt zich in Nederland.
-
• Aantoonbaar vermogen in het buitenland.