Zuivelverordening 2003, Eisen methoden van onderzoek

[Regeling vervallen per 01-01-2015.]
Geraadpleegd op 08-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-07-2005 en zichtdatum 05-07-2024.
Geldend van 30-07-2005 t/m 31-12-2005

Verordening van het Productschap Zuivel van 18 September 2002, houdende eisen ter zake van methoden van onderzoek van de kwaliteit van boerderijmelk

Het bestuur van het Productschap Zuivel;

Gelet op artikel 93 van de Wet op de bedrijfsorganisatie, artikel 5, lid 1, van de Instellingsverordening Productschap Zuivel, alsmede op artikel 8, lid 5, en artikel 13, lid 1, van de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In deze verordening wordt gebezigd de terminologie van de Zuivelverordening 2000, Uitbetaling van boerderijmelk naar kwaliteit, samenstelling en gewicht, alsmede:

grensstandaard: de als zodanig vastgestelde maatstaf bij een methode van onderzoek, waarvoor bij een overschrijding door het resultaat van een monster korting wordt opgelegd of één of meer kortingspunten worden toegekend.

Bepaling van het kiemgetal

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de bepaling van het kerngetal geldt NEN 1507 als referentiemethode.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In plaats van de referentiemethode mogen andere gevalideerde methoden worden toegepast, met dien verstande dat:

  • - de verkregen resultaten worden omgerekend naar een plaatkiemgetal volgens NEN 1507;

  • - de daartoe benodigde conversievergelijking wordt vastgesteld en onderhouden volgens de richtlijnen in ISO 21187.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het resultaat wordt uitgedrukt in kolonievormende eenheden per ml. Voor uitslagen boven 999.000 per ml dient 999.000 per ml te worden vermeld als uitslag.

Bepaling van de verontreinigingsgraad

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De toe te passen methode berust op het filtreren van 22 tot 28 ml melk met een temperatuur van 37 ±2 ºC bij een drukverschil van 25 tot 30 kPa. De verontreinigingsgraad wordt vastgesteld na droging van het filter, waarbij een gradatiecijfer wordt toegekend op grond van vergelijking met een grensstandaard. Deze grensstandaard wordt periodiek verstrekt door het COKZ.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Een gradatiecijfer II wordt toegekend aan een monster indien de daardoor veroorzaakte verontreinigingsgraad van het filter groter is dan die van de grensstandaard. In de andere gevallen wordt een gradatiecijfer I toegekend.

Aantonen van melkvreemde bacteriegroeiremmende stoffen

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het onderzoek op melkvreemde bacteriegroeiremmende stoffen vindt plaats volgens een onderzoeksschema dat bestaat uit een screeningsmethode (A), een bevestigingsmethode (B) en groepstesten.

Met de screeningsmethode A worden monsters rauwe melk opgespoord die aantoonbare hoeveelheden bacteriegroeiremmende stoffen kunnen bevatten.

Met de bevestigingsproef B wordt nagegaan of de bacteriegroeiremming na verhitting in de met methode opgespoord monsters wordt bevestigd.

Indien ook in de bevestigingsproef sprake is van groeiremming, worden achtereenvolgens groepstesten uitgevoerd op sulfonamiden, beta-lactam antibiotica en overige antibiotica.

De concentraties van bacteriegroeiremmende stoffen die ten minste aantoonbaar moeten zijn in screeningsmethode (A), de bevestigingsmethode (B) en de groepstesten, de voorgeschreven grensstandaarden in de groepstesten en de aan te houden coderingen bij een positieve bevinding in een groepstest zijn weergegeven in de onderstaande tabel.

Stof

Aantoonbare concentraties (µg/ml)

 

Grensstandaard

Codering bij positief resultaat in de groepstest

 

methoden

A en B

groepstest

   

Sulfonamiden

       

sulfamethazine

0,6

0,4

0,002 µg/ml dapson

S

Beta-lactam antibiotica

       

benzylpenicilline

0,003 1

0,00372

0,0037 IE/ml penicilline3

P

ampicilline

0,002

0,005

   

cloxacilline

0,02

0,035

   

cefalexine

0,1

0,1

   

ceftiofur

0,05

0,05

   

Overige antibiotica

       

Aminoglycosiden

     

O

neomycine

0,05

0,1

0,100 µg/ml neomycine

 

dihydrostreptomycine

0,1

0.25

 

Macroliden

       

erythromycine

0,02

0,02

0,020 µg/ml erythromycine

 

spiramycine

0,2

0,25

0,100 µg/ml

neomycine

 

Tetracyclinen

       

oxytetracycline

0,4

0,05

0,050 µg/ml oxytetracycline

 

tetracycline

0,4

0,05

   

Bepaling van het celgetal

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de bepaling van het celgetal geldt als referentiemethode de microscopische celtelling volgens ISO 13366/1 met ethidiumbromide als kleurend reagens.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In plaats van de referentiemethode mogen andere gevalideerde methoden worden toegepast, met dien verstande dat:

  • - de herhaalbaarheid van de meting bij 400.000 cellen per ml kleiner dient te zijn dan 40.000 cellen per ml;

  • - de standaardafwijking van de verschillen ten opzichte van resultaten met de referentiemethode bij 400.000 cellen per ml kleiner dient te zijn dan 40.000 cellen per ml.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het celgetal wordt uitgedrukt in cellen per ml. Voor celgetallen boven 9.999.000 per ml wordt 9.999.000 per ml vermeld als uitslag.

Bepaling van de aanwezigheid van sporen van boterzuurbacterien

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De toe te passen methode voor de bepaling van de aanwezigheid van sporen van boterzuurbacteriën vindt plaats volgens NEN 6877, met dien verstande dat:

  • - per monster 2 buizen worden ingezet;

  • - per buis 0,1 ml van de te onderzoeken melk wordt gedoseerd;

  • - gebruik kan worden gemaakt van een kleinere buis (circa 9 ml) met dienovereenkomstige hoeveelheden paraffine en medium.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Gasvorming in de buis wordt aangeduid met een " + ", anders wordt een " - " genoteerd.

Bepaling van de zuurtegraad van het vet

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De toe te passen methode voor de bepaling van de zuurtegraad vet komt overeen met NEN 6854, met dien verstande dat:

  • - het volume melk 31 ± 2 ml bedraagt;

  • - de normen voor de precisie (herhaalbaarheid en reproduceerbaarheid) zijn gesteld op respectievelijk 0,07 en 0,11 mmol/100 g vet.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De zuurtegraad van het vet wordt uitgedrukt in mmol per 100 g vet.

Bepaling van het vriespunt

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de bepaling van het vriespunt geldt NEN-EN-ISO 5764 als referentiemethode.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

In plaats van de referentiemethode mogen andere gevalideerde methoden worden toegepast, met dien verstande dat:

  • - de herhaalbaarheid van de meting kleiner dient te zijn dan 0,004 °C;

  • - de standaardafwijking van de verschillen ten opzichte van resultaten met de referentiemethode kleiner dient te zijn dan 0,004 °C.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Het vriespunt wordt uitgedrukt in °C.

Bepaling van het vet- en eiwitgehalte

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Voor de bepaling van het vetgehalte geldt de methode volgens NEN-EN-ISO 1211 als referentiemethode. Voor de bepaling van het eiwitgehalte geldt de methode volgens NEN-EN-ISO 8968 als referentiemethode. Bij toepassing van alternatieve methoden voor de bepaling van het vet- en eiwitgehalte mogen geen wezenlijke afwijkingen worden verkregen van de uitslagen volgens de genoemde referentiemethoden.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Per uitbetalingsperiode worden minimaal vier serres van 24 monsters door het COKZ onderzocht op vel en eiwit door middel van de infraroodmethode. Tevens worden per serie 12 willekeurig gekozen monsters onderzocht op vetgehalte met de methode volgens NEN-EN-ISO 1211 en 9 willekeurig gekozen monsters onderzocht op eiwitgehalte met de methode volgens NEN-EN-ISO 8968. Voor de beoordeling van het onderzoek uitgevoerd door een melkcontrolestation gelden per serie onderzochte monsters ten aanzien van gemiddelde verschillen en standaardafwijking de volgende normen:

Gemiddelde verschillen (% m/m)

vet:

goed

: < 0,025%

 

voldoende

: ≥ 0,025% en ≤ 0,040%

 

onvoldoende

: > 0,040%

eiwit:

goed

: < 0,030%

 

voldoende

: ≥ 0,030% en ≤ 0,045%

 

onvoldoende

: > 0,045%

Standaardafwijking (% m/m)

vet

goed

: < 0,035%

 

voldoende

: ≥ 0,035% en ≤ 0,040%

 

onvoldoende

: > 0,040%

eiwit

goed

: < 0,040%

 

voldoende

: ≥ 0,040% en ≤ 0,045%

 

onvoldoende

: > 0,045%

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Gemiddeld mag, over een willekeurige periode van 1 jaar, het gemiddelde verschil per component hoogstens plus of min 0,010% bedragen voor het voldoen aan de referentiemethode, als bedoeld in artikel 17.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

De Zuivelverordening 2000, Methoden van kwaliteitsonderzoek en het Besluit 2000, Beoordeling resultaten onderzoek samenstelling boerderijmelk worden ingetrokken.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze verordening wordt aangehaald als Zuivelverordening 2003, Eisen methoden van onderzoek.

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2015]

Deze verordening treedt in werking op een nader door het bestuur vast te stellen datum.

Amersfoort, 18 september 2002

G. van den Berg

voorzitter

F. Beekman

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 2 mei 2003.

  1. uitgedrukt in Internationale Eenheden per ml ^ [1]
  2. uitgedrukt in Internationale Eenheden per ml ^ [2]
  3. uitgedrukt in Internationale Eenheden per ml ^ [3]
Naar boven