2. Voorgeleiding en (schorsing) bevel bewaring
[Regeling vervallen per 01-11-2005]
Uiterlijk drie werkdagen na aanhouding van de opgeëiste persoon vordert de officier
van justitie diens inbewaringstelling. Hierbij houdt hij rekening met de termijn van
voorlopige aanhouding van het toepasselijk verdrag. Wanneer het verzoek tot voorlopige
aanhouding is gebaseerd op het EUV dient een bewaring van 20 dagen te worden gevorderd,
indien het verzoek bijvoorbeeld is gebaseerd op het bilateraal uitleveringsverdrag
met de Verenigde Staten dient een bewaring van 60 dagen te worden gevorderd. Uiterlijk
de dag nadat een bevel bewaring is verleend, bericht het OM binnen 24 uur DIN en DISAD/BIRS
over het - al dan niet onmiddellijk geschorste - bevel bewaring. DIN stelt de verzoekende
Staat via Interpol op de hoogte en bericht op welke datum het originele uitleveringsverzoek
dient te zijn ontvangen.
Gelet op het per 1 oktober 2000 gewijzigde artikel 56 van de Uitleveringswet (hierna:
Uw) dient de officier van justitie naast inbewaringstelling te allen tijde subsidiair
- voor het geval de rechter-commissaris de bewaring niet opportuun acht - een bevel
bewaring te vorderen dat onder voorwaarden wordt geschorst.
De rechtbank zal vervolgens voordat het onderzoek ter zitting wordt gesloten het geschorste
bevel bewaring kunnen omzetten in een geschorst bevel gevangenhouding (artikel 27
lid 2 Uw). Ofschoon de rechtbank gehouden is hierover ambtshalve te beslissen, is
het raadzaam als de officier van justitie zekerheidshalve bij de rechtbank om een
(geschorst) bevel gevangenhouding verzoekt. Indien er geen bevel bewaring is verleend
zal om een (geschorst) bevel gevangenneming (artikel 27 lid 1 Uw) worden verzocht.
Een geschorste detentietitel herleeft op het moment dat de officier van justitie kennis
neemt van de beschikking van de Minister van Justitie (DISAD/BIRS) waarbij de uitlevering
is toegestaan.
Als de bewaring op last van de rechter-commissaris (voorwaardelijk) wordt geschorst,
dan dient de officier van justitie DIN hieromtrent te informeren, zodat de signalering
kan worden gewijzigd in een signalering ter fine van de opsporing verblijfplaats van
de opgeëiste persoon.
De signalering van een opgeëiste persoon die de beslissing op het uitleveringsverzoek
op vrije voeten mag afwachten, dient immers voor Nederland te worden gemarkeerd, om
tussentijdse aanhouding te voorkomen.