Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
compensabele btw: verschuldigde omzetbelasting die op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds in aanmerking komt voor compensatie;
-
GWW-werken: werken binnen de grond-, weg- en waterbouw ten behoeve van het algemeen nut in Nederland;
-
minister: Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
-
MKI: milieukostenindicator, zijnde het instrument waarmee de milieueffecten van GWW-werken
in een geldbedrag worden uitgedrukt;
-
referentieproject: vergelijkingseenheid voor een GWW-werk waarbij geen innovatieve of duurzame maatregelen
worden toegepast;
-
uitkering: specifieke uitkering als bedoeld in artikel 15a van de Financiële-verhoudingswet;
-
verrekenbare btw: verschuldigde omzetbelasting die op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968 in aanmerking komt voor verrekening;
-
TRL: trl-level zoals gedefinieerd in bijlage 2.1 bij de Mededeling van de Europese Commissie
van 26 juni 2012, COM(2014) 341.
De artikelen 6, eerste en vierde lid, 8, derde lid, onderdelen a, b en e, 10, 11, 12, aanhef en onderdelen b tot en met i en k, 14, eerste en vierde lid, 17, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b, e en f, en tweede lid, 18, 21, 23, eerste lid, 24, eerste lid, en 26 van het Kaderbesluit subsidies I en M zijn van overeenkomstige toepassing op een uitkering die op grond van deze regeling
wordt verstrekt.
Artikel 3. Doel van de regeling
Deze regeling heeft tot doel gemeenten en provincies te stimuleren bij GWW-werken
innovatieve of duurzame maatregelen toe te passen ter bevordering van vermindering
van CO2-uitstoot en een circulaire economie.
De minister kan een uitkering verstrekken voor activiteiten gericht op innovatieve
of duurzame maatregelen bij:
-
a. aanleg en onderhoud van wegverharding of bestrating in de openbare ruimte;
-
b. aanleg en onderhoud van bruggen, tunnels of viaducten;
-
c. aanleg en onderhoud van wegmeubilair als bedoeld in bijlage 1, waterkeringen of riolering.
Artikel 6. Kosten die in aanmerking komen voor een uitkering
Artikel 7. Uitkeringsplafond en wijze van verdeling
-
3 Indien een subsidieplafond, als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, ontoereikend
is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de
bedragen aangevuld indien sprake is van onaangesproken middelen gereserveerd op grond
van het tweede lid, onderdeel b of c.
-
4 Indien een subsidieplafond, als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, ontoereikend
is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de
bedragen aangevuld indien sprake is van onaangesproken middelen gereserveerd op grond
van het tweede lid, onderdeel a of c.
-
5 Indien een subsidieplafond, als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, ontoereikend
is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen te kunnen toewijzen, worden de
bedragen aangevuld indien sprake is van onaangesproken middelen gereserveerd op grond
van het tweede lid, onderdeel a of b.
Artikel 8. Hoogte van de uitkering
De uitkering, vermeerderd met compensabele btw, bedraagt ten hoogste € 30 per gereduceerde
euro MKI tot een maximum van € 400.000 per aanvrager.
Artikel 10. Afwijzingsgronden
De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:
-
a. de opdracht voor de activiteiten is verleend voor de aanvraag van de uitkering;
-
b. de aanvraag betrekking heeft op de inzet van elektrisch materieel, de opwek van groene
energie, de aanleg van groenvoorzieningen, straatmeubilair, sportvelden of speelvelden.
Een besluit tot verlening vermeldt in elk geval:
-
a. de activiteiten waarvoor de uitkering wordt verleend;
-
b. het bedrag van de uitkering;
-
c. de wijze waarop het bedrag van de uitkering is bepaald;
-
d. de periode waarvoor de uitkering wordt verleend; en
-
e. het bedrag dat betrekking heeft op de compensabele btw-component en dat is toegevoegd
aan het BTW-compensatiefonds.
Artikel 12. Verplichtingen ontvanger
Artikel 13. Bevoorschotting en betaling
Gelijktijdig met de beschikking tot verlening van de uitkering verleent de minister
een voorschot van 100% van de uitkering.
Artikel 14. Verantwoording
De ontvanger, waaronder elke ontvanger in een samenwerkingsverband, legt verantwoording
af over de besteding van de uitkering op de wijze, bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.
-
2 Indien een beschikking tot vaststelling van de uitkering niet uiterlijk op 31 december
van het jaar, bedoeld in het eerste lid, kan worden gegeven, kan de minister de termijn
voor het nemen van het besluit omtrent vaststelling van de uitkering eenmaal met dertien
weken verlengen.
De minister publiceert uiterlijk op 1 juni 2029 een verslag over de doeltreffendheid
en de effecten van de uitkering in de praktijk.
Artikel 17. Inwerkingtreding en horizonbepaling
Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling specifieke uitkering duurzame
en circulaire infrastructuur.