Besluit vaststelling beleidsregels en subsidieplafond voor subsidiëring ex Subsidieregeling [...] van Buitenlandse Zaken 2006 (DIETS programma)

[Regeling vervallen per 01-07-2022.]
Geraadpleegd op 18-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 09-04-2022 en zichtdatum 08-07-2024.
Geldend van 27-10-2021 t/m 30-06-2022

Besluit van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 14 oktober 2021, nr. MIN-BuZa-2021-9101-13, tot vaststelling van beleidsregels en een subsidieplafond voor subsidiëring op grond van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 (DIETS programma)

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

Gelet op de artikelen 6 en 7 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken;

Gelet op artikel 5.1 van de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

  • 2 Voor het in het eerste lid genoemde tijdvak geldt een subsidieplafond van € 60 miljoen, onder het voorbehoud dat de begrotingswetgever voldoende middelen beschikbaar stelt.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Uit oogpunt van doelmatigheid zal niet meer dan één aanvrager voor subsidieverlening in aanmerking kunnen komen. Van alle aanvragen die voldoen aan de criteria, vermeld in de in artikel 1, eerste lid, genoemde beleidsregels, zal slechts de aanvraag die het beste aan die criteria voldoet voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Aanvragen voor subsidie in het kader van het DIETS programma worden ingediend in de periode vanaf de dag van inwerkingtreding van dit besluit, 9.00 uur CET, tot en met 31 januari 2022, 17.00 uur CET, aan de hand van het daartoe door de minister vastgestelde aanvraagformulier en voorzien van de op het aanvraagformulier gevraagde bescheiden.1

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juli 2022, met dien verstande dat het van toepassing blijft op de subsidie die voor die tijd is verleend.

Dit besluit zal met de bijlagen, met uitzondering van de appendices bij de bijlage, in de Staatscourant worden geplaatst. Appendices bij de bijlage worden via internet bekend gemaakt.2

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,

namens deze,

de Directeur-Generaal

Internationale Samenwerking,

K. van der Heijden

Subsidiebeleidskader voor het DIETS programma (Driving Nutrition Impact through ImplEmenting NaTional PolicieS)

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

1. Beleidsmatige achtergrond

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Dit subsidiebeleidskader vormt de leidraad voor de beoordeling van subsidieaanvragen in het kader van het DIETS programma. In de beleidsnota voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) ‘Investeren in Perspectief” (Kamerstuk 34952-1 van 18 mei 2018)3 is aangegeven dat Nederland wil investeren in stabiliteit en armoedebestrijding door onder meer een bijdrage te leveren aan de bestrijding van ondervoeding en honger als onderdeel van SDG2. Nederland wil in 2030 tenminste 32 miljoen mensen blijvend uit een situatie van ondervoeding hebben geholpen, met daarbij bijzondere aandacht voor kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd.

Bovenstaande is verder uitgewerkt in de Kamerbrief Voedselzekerheid van 6 juni 2019 (‘Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet’; Kamerstuk 33625-2803).4 In deze brief wordt specifieker ingegaan op de achtergronden van ondervoeding en het hoge sociale en economische belang van de aanpak hiervan. Het gaat hierbij zowel om de kwaliteit, betaalbaarheid als om de veiligheid van voedsel. Nederland wil die, conform de aanbevelingen van de IOB-evaluatie voedselzekerheid5, sterk helpen verbeteren met speciale aandacht voor ondervoede kinderen en hun moeders.

De afgelopen jaren heeft de Nederlandse inzet op het bestrijden van honger en ondervoeding goede vooruitgang geboekt met het bereiken van grote aantallen mensen met directe voedingsinterventies6. Aantallen ondervoede mensen die ook daadwerkelijk gezondere diëten zijn gaan consumeren en/of weerbaarder zijn geworden tegen prijs- en/of klimaatschokken, liggen echter stukken lager en resultaatsbereiking op outcome niveau wordt als off-track beschouwd.7 Daarom is besloten om de komende jaren substantieel meer nadruk te leggen op het ondersteunen van transities die gaan bijdragen aan een sterk verbeterde toegang tot, en consumptie van betaalbare, gezonde diëten en daaraan gerelateerde schokbestendigheid voor zoveel mogelijk ondervoede mensen.

Hiertoe wil Nederland in lijn met de IOB-aanbevelingen haar inzet zo nauw mogelijk laten aansluiten bij bestaand nationaal beleid en uitvoering van voedingsrelevante interventies in een beperkt aantal landen, waar enerzijds ondervoeding een groot probleem is en anderzijds de omstandigheden voor verandering relatief gunstig zijn. De landen die hiervoor in aanmerking komen, zijn Benin, Nigeria, Uganda, Kenia, Ethiopië en Mozambique. Dit houdt concreet in dat Nederland met name de voedselomgeving voor ondervoede mensen op schaal wil helpen verbeteren in stabiele partnerlanden waar lokaal het belang van inclusieve private sector ontwikkeling en goed bestuur wordt ingezien en waar Nederland al actief bijdraagt aan het bevorderen van voedselzekerheid.

Nederland wil in de komende vijf jaar in deze landen bovenstaande doelstelling voor 10 miljoen mensen bereiken via het stimuleren van inzet op twee strategieën binnen haar voedingsportfolio: (1) bestaande marktgerichte inzet op voedselwaardenketens zodanig versterken dat deze ook gaat leiden tot duurzame toegang tot en consumptie van gezonde diëten door miljoenen Bottom of the Pyramid consumenten8; en (2) versterken van de uitvoering van bestaand nationaal, voedingsrelevant beleid zodat met name miljoenen kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen het hele jaar door gezonde diëten kunnen consumeren. In het kader van deze subsidietender worden middelen beschikbaar gesteld voor activiteiten die zich richten op strategie 2, versterken van bestaand, voedingsrelevant beleid.

Gezien het feit dat het met name bij de deze strategie om veel verschillende contexten en beleidsterreinen kan gaan - bijvoorbeeld aan sociale bescherming, WASH, onderwijs, gezondheidszorg, milieu en energie -, heeft Nederland besloten om middels deze subsidietender een geschikte alliantie te selecteren die kan bijdragen aan dit specifieke onderdeel van haar voedingsportfolio. De Engelstalige titel van het hiervoor ontwikkelde programma is: Driving Nutrition Impact through ImplEmenting NaTional PolicieS (DIETS programma).

Middels deze subsidietender wordt, op basis van ingediende subsidieaanvragen, één penvoerder namens een alliantie geselecteerd om op basis van een goedgekeurde subsidieaanvraag met behulp van subsidie bij te dragen aan de uitvoering van het DIETS programma. Dit subsidiebeleidskader stelt hieraan specifieke randvoorwaarden, voortvloeiend uit de hierboven beschreven Nederlandse beleidskaders en ambities en de sociale, economische en politieke context in Benin, Nigeria, Uganda, Kenia, Ethiopië en Mozambique. Via internet9 is een Engelse vertaling van het subsidiebeleidskader beschikbaar.

2. Afbakening van het DIETS programma

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

2.1. Doelstelling en probleemstelling

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

De activiteiten waarvoor in het kader van het subsidiebeleidskader DIETS programma subsidiemiddelen beschikbaar worden gesteld moeten zijn gebaseerd op een door de alliantiepartners (penvoerder en zijn mede-indieners) ontwikkelde Theory of Change (ToC)10 gericht op de algemene doelstelling van het DIETS programma: versterken van de uitvoering van bestaand nationaal, voedingsrelevant beleid zodat knelpunten op het gebied van levensonderhoud en gedrag van met name kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen zodanig aangepakt worden dat de toegang tot en consumptie van gezonde en betaalbare diëten door hen op een schokbestendige wijze en op grote schaal concreet toeneemt.

Hoofdproblemen gerelateerd aan deze algemene doelstelling, waar activiteiten zich expliciet op moeten richten om voor subsidie in het kader van het subsidiebeleidskader DIETS programma in aanmerking te kunnen komen, zijn:

  • 1) Veel uitvoering van nationaal beleid dat in principe zou moeten bijdragen aan verbeterde levensomstandigheden en voedingsgedrag van de doelgroep slaagt er onvoldoende in om met name ‘achter de voordeur’ een verschil te helpen maken in de voedingstoestand van met name kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen.

  • 2) Publiek-private samenwerking tussen overheidsinstellingen en particuliere dienstverleners is vaak verre van effectief en efficiënt in de uitvoering van voedingsrelevant nationaal beleid. Dit resulteert in onvoldoende effect van de inzet op onder meer sociale bescherming, gezondheid, WASH, milieu, energie en onderwijs op het verbeteren van de toegang tot en consumptie van gezonde diëten door met name kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd.

  • 3) De levensomstandigheden en voedselomgeving van de doelgroep maken het onder de huidige omstandigheden moeilijk voor de doelgroep om het hele jaar gezonde diëten te consumeren. De lokale beschikbaarheid en betaalbaarheid van een voldoende gevarieerd dieet is veelal onvoldoende. Daarnaast beschikken met name vrouwen vaak over onvoldoende middelen en /of kennis bij de teelt en verwerking van voedzame gewassen en is er om verschillende redenen op gezette tijden onvoldoende divers voedsel voorhanden binnen het gezin.

  • 4) Leden van huishoudens die met ondervoeding kampen zijn zelf vaak niet op de hoogte waar een gezond dieet uit kan bestaan en kennen veelal een eetpatroon dat sterk door culturele normen en taboes beïnvloed wordt. Ongelijkheid in kennis, toegang en beslissingsbevoegdheid (vooral voor vrouwen en meisjes) zijn aan de orde van de dag.

Voor het zo effectief en efficiënt mogelijk bijdragen aan de algemene doelstelling van het DIETS programma is het van belang dat de alliantie goed in staat is om nauw samen te werken met bij de Scaling Up Nutrition (SUN) movement betrokken actoren in elk van de betrokken landen. Daarbij is het tevens essentieel dat er in ieder land naar maximale synergie wordt gestreefd met de in hoofdstuk 1 aangegeven eerste, complementaire strategie die zich in diezelfde landen richt op het versterken van de bestaande marktgerichte inzet op voedselwaardenketens. Deze strategie richt zich immers ook, net als het DIETS programma, op het vergroten van duurzame toegang tot en consumptie van gezonde diëten door miljoenen kwetsbare mensen.

Gezien de noodzaak om nauw samen te werken met de uitvoerders van nationaal voedingsrelevant beleid en de doelgroep in 6 verschillende landen is het van belang dat de alliantie de beschikking heeft over een kantoor en een voedingsrelevant netwerk in alle zes interventielanden (Benin, Nigeria, Uganda, Kenia, Ethiopië en Mozambique), al dan niet via een lokaal gevestigd lid van de alliantie.

Per land dient geanalyseerd te worden of klimaatverandering wel of geen effect heeft op de uitvoering van de voorgestelde interventies en of die interventies de weerbaarheid van de doelgroep tegen met name klimaatschokken wel of niet versterken. Waar opportuun dient deze analyse expliciet te worden doorvertaald in concrete acties binnen de land-specifieke interventiestrategieën.

2.2. Kader voor de Theory of Change

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

In de Theory of Change dient aangegeven te worden hoe de meest relevante overheidsinstellingen, particuliere dienstverleners en de doelgroep zelf op samenhangende wijze de directe voedselomgeving kunnen helpen veranderen, op een manier dat kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen een duurzaam betere toegang tot en consumptie van gezonde diëten verkrijgen. De voorgestelde interventies in het activiteitenplan dat naast de Theory of Change eveneens bij een aanvraag moet worden ingediend, dienen per definitie landen- en context specifiek te zijn, en in lijn met de Theory of Change te worden uitgevoerd. Dit houdt in dat per land bepaald dient te worden wat wordt aangepakt, wat niet, en waarom. Ook dient bepaald te worden hoeveel budget per voorgestelde interventie beschikbaar gesteld wordt, en met wie er wordt samengewerkt.

De figuur geeft de kaders van de beoogde stakeholdergroepen weer waarvan voorzien is dat die betrokken zijn om de beoogde veranderingen in de voedselomgeving teweeg te brengen.

Bijlage 266959.png

In algemene zin kan hierbij gedacht worden aan beoogde veranderingen en bijbehorende aannames zoals hieronder per stakeholdergroep beschreven:

Bij overheidsinstellingen

Beoogde veranderingen:

  • > Van uitvoering van nationaal voedingsrelevant beleid dat uitsluitend gericht is op sectorale prioriteiten naar uitvoering van beleid dat ook inzet op het bevorderen van duurzame consumptie van gezonde voeding door met name kinderen en vrouwen van reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen.

  • > Van overheidsdominantie naar dialogen en partnerschappen met meerdere belanghebbenden en uitvoerders van voedingsrelevant, nationaal beleid dat positief bijdraagt aan de toegang tot en consumptie van gezonde diëten door de doelgroep.

Aannames: Er is voldoende politieke wil aanwezig in de interventie landen; geïntegreerde benaderingen voegen waarde toe aan het aanpakken van gedrags- en levensonderhoudsbarrières in voedselomgevingen die relevant zijn voor de doelgroep ten opzichte van benaderingen die silo’s versterken.

Bij particuliere dienstverleners (betrokken bij de uitvoering van nationaal, voedingsrelevant beleid)

Beoogde veranderingen:

  • > Van het aanbieden en verzorgen van particuliere voedingsrelevante diensten die niet voldoen aan de eisen van de doelgroep, naar particuliere diensten die wel toegankelijk, betaalbaar, en wenselijk zijn voor huishoudens die met ondervoeding kampen.

  • > Van op eigenstandige particuliere dienstverleners naar particuliere dienstverleners die bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van geïntegreerd, effectief en efficiënt nationaal, voedingsrelevant beleid gericht op de doelgroep.

Aannames: particuliere dienstverleners worden door zowel de overheid als de doelgroep beschouwd als essentiële spelers in het bevorderen van duurzame toegang tot en consumptie van gezonde diëten door met name kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen. De doelstellingen en implementatiebereidheid van particuliere dienstverleners passen binnen het maatschappelijk belang van gezonde diëten.

Bij de doelgroep

Beoogde veranderingen:

  • > Van niet- of slecht geïnformeerde leden (veelal vrouwen) van huishoudens die met ondervoeding kampen naar aanjagers van verandering beter geïnformeerde vrouwen die zelfstandig beslissingen nemen over toegang tot, bereiding en consumptie van gewenste gezonde diëten voor henzelf en hun huishoudens.

Aannames: geïnformeerde beslissingen leiden tot hogere consumptie van gezonde voeding; bereidheid binnen huishoudens die met ondervoeding kampen om de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en (groot)ouders en (klein)kinderen te bevorderen.

Synergie

Beoogde veranderingen:

  • > Van geen tot maximale synergie-effecten doordat positieve veranderingen bij particuliere dienstverleners, overheidsinstellingen en de doelgroep elkaar versterken, resulterend in een sterk verbeterde voedselomgeving die de toegang tot en duurzame consumptie van gezonde diëten door met name kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen op schaal mogelijk maakt.

  • > Van geen tot maximale synergie-effecten doordat verbeteringen bij het versterken van de uitvoering van voedingsrelevant, nationaal beleid en markgerichte oplossingen, beide gericht op een sterk verbeterde voedselomgeving voor huishoudens die met ondervoeding kampen, elkaar op schaal versterken.

Aannames: De beoogde veranderingen hebben voldoende effecten op de voedselomgeving die positief uitwerken op een sterk verbeterde toegang tot en duurzame consumptie van gezonde diëten door vooral kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd binnen huishoudens die met ondervoeding kampen; voldoende gelegenheid en politieke wil bij betrokken actoren om de benodigde interne en externe coördinatie waar nodig verder te versterken.

Oplossingsrichtingen

Om bovenstaande veranderingen te bewerkstelligen - en daarmee problemen gerelateerd aan de uitvoering van nationaal, voedingsrelevant beleid aan te pakken - is effectieve en efficiënte programmering nodig rond met name de volgende aan elkaar gerelateerde oplossingsrichtingen (pathways):

Versterken uitvoering beleid gericht op verbeteringen m.b.t. levensonderhoud (‘Livelihood pathway’)

Deze oplossingsrichting richt zich enerzijds op het versterken van de uitvoering van nationaal beleid dat bijdraagt aan het verhogen van de weerbaarheid van kwetsbare huishoudens tegen schokken en anderzijds op het versterken van de uitvoering van nationaal beleid dat kwetsbare mensen kansen biedt om structureel beter in hun levensonderhoud te voorzien. Voor beide aspecten is het expliciet inzetten op vergrote toegang tot en duurzame consumptie van gezonde diëten uitermate belangrijk omdat dit essentieel is voor de gezondheid, het productieve vermogen en zelfredzaamheid van de doelgroep. Speciale aandacht voor vrouwen is cruciaal omdat hun rol en begrip kan zorgen voor verbeterde consumptie van gezond voedsel binnen het huishouden. Enkele voorbeelden waar mogelijk aan gedacht kan worden zijn bijvoorbeeld landbouwvoorlichting gericht op erfbeplanting met voedzame groenten en vruchten, inzet op versterken van de uitvoering van nationaal beleid dat voedselbereiding energiezuiniger kan maken of de hygiëne rond het gebruik van drinkwater beogen te verbeteren.

Versterken uitvoering beleid gericht op sociale bescherming/vangnetten (‘Social protection pathway’)

Deze oplossingsrichting richt zich op het zodanig versterken van de uitvoering van nationaal beleid gericht op sociale bescherming (mogelijkerwijs via het gericht beschikbaar maken van middelen (cash, vouchers, (school) food in kind, etc.) voor structureel ondervoede mensen), opdat de doelgroep het hele jaar door gezonde diëten gaat consumeren. Zowel overheden als grote bedrijven investeren in dit soort sociale vangnetten. Daarbij worden middelen soms zonder condities vooraf verstrekt (bijv. bij mensen met een beperking of arme ouderen die niet langer kunnen werken). In andere gevallen als tegenprestatie of additionele (bijv, inkomens of in natura) overdracht bij het leveren van arbeidskracht in de aanleg of onderhoud van arbeidsintensieve publieke werken, deelname aan (ouderen) onderwijs, of het werken in fabrieken of plantages. Ondanks dat beleid in veel landen uitgevoerd wordt kan het effect van dit soort vangnetten op de kwaliteit van geconsumeerde diëten veelal sterk verbeterd worden. Naast de kans om de uitvoering van beleid gericht op sociale bescherming explicieter bij te laten dragen aan het structureel verhogen van de voedzaamheid van geconsumeerde voeding door kwetsbare mensen, biedt de uitvoering van dit beleid ook kansen om bij te dragen aan grotere weerbaarheid voor kwetsbare mensen om zich te wapenen tegen (prijs)schokken. 11 12 13 14

Versterken uitvoering van beleid gericht op specifieke voedingsverbeteringsmaatregelen (‘Essential Nutrition Services pathway’)

Deze oplossingsrichting richt zich op het versterken van de uitvoering van beleid dat zorg draagt voor voorlichting en levering van speciale voedingsproducten die de voedingstoestand van mensen verbeteren. Deze inzet kan bijvoorbeeld gericht zijn op het zo veel mogelijk bevorderen van exclusieve borstvoeding in de eerste 6 maanden maar ook op gezonde voedingscampagnes op scholen.

Daarnaast kan versterking van beleidsuitvoering die zich richt op voedselverrijking met micronutriënten opportuun zijn of bijvoorbeeld maatregelen die hygiëne en ontwormen willen bevorderen.15 Hieronder valt ook het versterken van beleid dat speciale voedingsproducten beschikbaar maakt voor bijvoorbeeld zwangere vrouwen. In veel landen worden dit soort interventies vaak geïntegreerd met gezondheidsinzet op gemeenschapsniveau en/of de inzet op WASH waarbij vaak ook ingezet wordt op kennis, toegang en gedragsverandering.

Versterken uitvoering emancipatie beleid (‘Empowerment pathway’)

Deze oplossingsrichting richt zich op het mondiger en invloedrijker maken van belangrijke belanghebbenden die de uitvoering van nationaal, voedingsrelevant beleid kunnen versterken met vooral structurele verbeteringen voor met name kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen. Dit zijn bijvoorbeeld jeugdgroepen, vrouwenbewegingen, associaties van watergebruikers, oudercomités, producentenorganisaties, consumentenorganisaties, MKB organisaties etc.

Door beleidsmatige ondersteuning gericht op effectievere communicatie en onderhandelingen met o.a. overheden, kredietverstrekkers, en verzekeraars kan dit helpen om voor deze vrouwen verbeterde toegang tot en duurzame consumptie van gezonde diëten te creëren. Vrouwenemancipatie is cruciaal omdat vrouwen vaak direct bepalen wat hun kinderen (en andere huisgenoten) consumeren. Het beleidsmatig beïnvloeden en bevorderen dat juist vrouwen en meisjes betere toegang krijgen tot productiemiddelen als land, kennis en kapitaal kan dus uiterst belangrijk zijn voor structurele verbeteringen in de voedingstoestand van kwetsbare mensen.16

Aanpak

Voor een impactvolle aanpak van deze oplossingsrichtingen is het van belang dat er in alle gevallen goed wordt samengewerkt met overheden en andere relevant actoren (i.i.g. andere donoren, NGO’s, multilaterale organisaties en kennisinstellingen - inclusief de partijen betrokken bij de eerste strategie gericht op marktoplossingen (zie hoofdstuk 1) en de Scaling Up Nutrition (SUN) movement in de 6 interventielanden. Veelal zal daar voor de alliantie een rol bij passen die coördinatie tussen de verschillende actoren zal bevorderen. Daarbij is een actieve beleidsdialoog met overheden van belang (met aandacht voor - waar nodig - (her)formulering en aanscherping van nationaal beleid en de bijbehorende planning en monitoring & evaluatie daarvan), evenals het bevorderen van een zo effectief en efficiënt mogelijke coördinatie tussen de verantwoordelijke overheden en niet-staats actoren.

2.3. Resultaten en indicatoren

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Met de in het kader van het DIETS programma te verlenen subsidie wordt beoogd direct en meetbaar bij te dragen aan de volgende hoofddoelstelling van het Nederlandse voedselzekerheidsbeleid:

  • Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen mensen, met de nadruk op kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd, over de periode 2016-2030.

Indirect, en slechts bij benadering meetbaar, wordt bijgedragen aan de doelstelling:

  • Versterking van het sociaal contract tussen overheid en burgers en toename van stabiliteit.

Om die bijdrage inzichtelijk te maken, op output en outcome niveau, kunnen de volgende indicatoren worden gehanteerd17:

Output (jaarlijks bereik):

  • A.x.1.1. Aantal mensen (m/v/j18)direct bereikt met voedingsverbeterende maatregelen

  • A.x.1.2. Aantal mensen (m/v/j) indirect bereikt met voedingsverbeterende maatregelen

  • A.x.1.3. Aantal mensen (m/v/j) voor wie verrijkt voedsel beschikbaar is gekomen

  • 4.1 Aantal hervormingen/verbeteringen/wijzigingen in belangrijke19 (inter)nationale beleidsstukken/wetten/regelingen

  • 5.2.2 Aantal mensen (m/v/j) met versterkte capaciteit (kennis en vaardigheden) om vrouwenrechten en gendergelijkheid te bevorderen

Outcome (gemeten verandering ten opzichte van baseline):

  • A.1. Aantal mensen (m/v/j) met een meer divers en gezond dieet (vast te stellen met behulp van een of meerdere van de volgende internationaal erkende meetmethodes behorende bij de MAD20 of MDD-W21, dan wel alternatieve, goed onderbouwde methodes die hieraan gecorreleerd kunnen worden);

  • A.2. Aantal mensen (m/v/j) wiens voedingssituatie meer schokbestendig is geworden (vast te stellen met behulp van een of meerdere van de volgende internationaal erkende meetmethodes behorende bij de HFIAS22, MHAFP23 of FIES24, dan wel alternatieve, goed onderbouwde methodes die hieraan gecorreleerd kunnen worden);

  • B.1.c Aantal vrouwelijke kleinschalige voedselproducenten met een toegenomen zeggingskracht (vast te stellen met behulp van internationaal erkende meetmethodes behorende bij WEIA25, dan wel alternatieve, goed onderbouwde methodes die hieraan gecorreleerd kunnen worden);

  • 3.3. Aantal mensen (m/v/j) met een verbeterde houding en praktijk jegens economische rechten en zelfbeschikking/mondigheid (empowerment) van vrouwen (vast te stellen met behulp van een of meerdere van de volgende internationaal erkende meetmethodes behorende bij de WEI26 of WEIA, dan wel alternatieve, goed onderbouwde methodes die hieraan gecorreleerd kunnen worden).

Als proxy voor synergie-effecten, die kunnen bijdragen aan de benodigde duurzame veranderingen in de voedselomgeving van kwetsbare mensen, kan de samenhang van de afzonderlijke outcomes inzichtelijk worden gemaakt, kwantitatief, middels het percentage bereikte begunstigden waarbij meerdere effecten samenkomen, en kwalitatief, middels een beschrijving van de betekenis van die opgetelde effecten.

Als indicatie voor de algemeen te behalen targets geldt dat het DIETS programma streeft naar het behalen van de beoogde effecten (outcomes) bij tenminste 5 miljoen kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in 1,5-2 miljoen huishoudens die met ondervoeding kampen. Naast het aannemelijk maken dat deze aantallen huishoudens inderdaad als gevolg van de voorgestelde interventies gezondere diëten gaan consumeren en weerbaarder worden tegen schokken in hun voedingspatroon, is het ook tevens van belang om aan te geven hoe wordt gevalideerd dat de beoogde verandering in de voedingssituatie bij de doelgroep ook daadwerkelijk plaatsvindt.

3. Subsidieverstrekking DIETS programma op hoofdlijnen

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Voor subsidieverlening in het kader van het DIETS programma stelt de minister € 60.000.000 beschikbaar voor een periode van maximaal vijf jaar. De beschikbare middelen kwalificeren als ODA.27 Uit het oogpunt van doelmatigheid zal slechts één alliantie (via een penvoerder) in aanmerking kunnen komen voor subsidiëring in het kader van dit subsidiebeleidskader.

Alle tijdig ontvangen aanvragen worden beoordeeld op grond van de in dit subsidiebeleidskader opgenomen criteria. Daaraan zal in elk geval moeten worden voldaan (drempelcriteria), dan wel in voldoende mate moeten worden voldaan (kwalitatieve criteria), om in aanmerking te kunnen komen voor de aangevraagde subsidie. De alliantie van wie de aanvraag het beste voldoet aan de in dit kader opgenomen criteria zal in aanmerking komen voor de subsidie in het kader van het DIETS programma. De penvoerder van de alliantie zal een subsidieverleningsbeschikking ontvangen waarin in ieder geval een verplichting zal zijn opgenomen om binnen 9 maanden na de ingangsdatum een adequaat MEL-plan voor de gehele periode aan te leveren alsmede een nadere detaillering van aangegane partnerschappen buiten de alliantie.

3.1. Wie kunnen voor subsidie in aanmerking komen?

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Organisaties: soort en structuur

  • Nederlandse28 en niet-Nederlandse organisaties met rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht (bijvoorbeeld ngo’s29, kennisinstellingen, bedrijven) met een gedegen track record op het gebied van resultaatgerichte beïnvloeding en versterking van voedingsrelevant, nationaal beleid in Sub-Sahara Afrika.

  • Alleen allianties kunnen, via een penvoerder die namens de alliantie de aanvraag indient, in aanmerking komen voor een subsidie in het kader van het subsidiebeleidskader DIETS programma. Een alliantie is een samenwerkingsverband van twee of meer organisaties in bovenstaande zin die een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten met het oog op de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Alle partijen leveren een actieve bijdrage aan de einddoelstellingen van de activiteiten van de alliantie en hebben gezamenlijk en ten opzichte van elkaar aantoonbare meerwaarde, bijvoorbeeld in thematisch of geografisch opzicht. In geval de aanvraag wordt gehonoreerd is de penvoerder de subsidieontvanger en als zodanig geheel verantwoordelijk jegens de minister voor de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend en voor de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

  • Een organisatie kan slechts éénmaal fungeren als penvoerder in een subsidieaanvraag in het kader van het DIETS programma, maar kan daarnaast maximaal tweemaal als mede-indiener30 in andere allianties participeren namens welke een andere organisatie als penvoerder subsidie aanvraagt. Ook als een organisatie niet als penvoerder optreedt in een alliantie namens welke een andere organisatie als penvoerder een aanvraag indient, geldt het maximum aantal van twee allianties waarin een organisatie als mede-indiener kan participeren.

  • Indien een organisatie meerdere aanvragen als penvoerder indient, wordt alleen de eerst ontvangen aanvraag in behandeling genomen en worden de later ontvangen aanvragen afgewezen. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin een organisatie meer dan tweemaal als mede-indiener participeert in allianties namens welke een andere organisatie als penvoerder een aanvraag indient.

  • (Lokale) overheden, intergouvernementele organisaties en organisaties waarvan een overheid de enige aandeelhouder is komen niet in aanmerking voor subsidie. Zij kunnen aanvrager, penvoerder noch mede-indiener zijn.

3.2. Looptijd activiteiten

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

De uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten start niet eerder dan de datum waarop de subsidie is verleend en niet later dan 30 juni 2022. De uitvoering eindigt uiterlijk op 31 december 2026.

Het subsidiebedrag wordt in periodieke voorschotten betaald op basis van liquiditeitsprognoses. In het voorjaar van 2024 zal in overleg met de subsidieverstrekker een Mid-Term Review worden georganiseerd en gefinancierd door de subsidieontvanger om te bepalen of bijsturing nodig is voor succesvolle uitvoering van het DIETS programma. Ten behoeve van het laatste financieringsjaar wordt maximaal 80% van de voor dat jaar aangevraagde middelen als voorschot betaald. De rapportages aan de minister over de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten, de daarmee behaalde resultaten en de inzet van de subsidiemiddelen strekken zich uit tot en met december 2026; aan het eind van het subsidietijdvak zal een inhoudelijke en financiële eindrapportage moeten worden ingediend ten behoeve van de vaststelling van de subsidie. Na vaststelling van de subsidie vindt verrekening plaats. Gedurende het genoemde subsidietijdvak (2022-2026) dient de subsidieontvanger aan de doelstellingen en verplichtingen van de subsidie te blijven voldoen en blijven de in dit subsidiebeleidskader neergelegde beleidsregels van toepassing.

3.3. Beschikbare middelen en de verdeling ervan

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

De verdeling van de voor het DIETS programma beschikbare middelen vindt plaats via een tender, dat wil zeggen aan de hand van een rangschikking op basis van kwaliteit van de tijdig ingediende subsidieaanvragen. Na sluiting van de indieningsperiode worden alle tijdig ontvangen aanvragen in behandeling genomen; de beoordeling aan de hand van de in hoofdstuk 4 opgenomen criteria wordt voor elke aanvraag gedaan op basis van de informatie die vóór sluiting van de aanvraagtermijn is ontvangen. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen dient allereerst aan alle drempelcriteria (paragraaf 4.1) te worden voldaan. De rangschikking van de aanvragen die daaraan voldoen wordt bepaald aan de hand van de beoordeling op grond van de kwalitatieve criteria die in dit subsidiebeleidskader zijn opgenomen (paragraaf 4.2). Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie in het kader van het DIETS programma dient de kwaliteit van de aanvraag tenminste voldoende te zijn. Alleen de aanvraag die het beste voldoet aan de criteria komt voor subsidie in aanmerking.

3.4. Subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Voor het bepalen van (de omvang van) de kosten die in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de subsidie gelden de volgende uitgangspunten:

  • uitsluitend kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van activiteiten en redelijkerwijs niet uit eigen middelen of op andere wijze kunnen worden bekostigd komen in aanmerking;

  • uitsluitend kosten gemaakt na ontvangst van de subsidieverleningsbeschikking komen in aanmerking;

  • kosten voor materiaal en afschrijvingskosten van investeringen met betrekking tot het uitvoeren van deze activiteiten zijn subsidiabel;

  • kosten voor diensten van derden waarbij een externe partij wordt gecontracteerd en waarvoor achteraf wordt gefactureerd zijn subsidiabel;

  • kosten worden aan lokale maatstaven getoetst en op redelijkheid.

In alle gevallen geldt dat de middelen zoveel mogelijk ten goede dienen te komen aan en ingezet worden op de beoogde veranderingen voor de doelgroep. Indirecte kosten - zoals gedefinieerd in het budgetmodel - dienen tot een minimum te worden beperkt, waarbij een absoluut maximum geldt van 15%, te berekenen over het totaal van de directe en indirecte kosten. Dit maximum percentage is van toepassing op het totaal van alle kosten van de gezamenlijke alliantiepartners voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten. Mogelijke uitzondering hierop vormen de personele kosten van kennisinstellingen. Deze instellingen mogen namelijk personele kosten opvoeren op basis van een integrale kostensystematiek of met de nationale overheid overeengekomen tarieven. Uit hoofde van de Wet Normering Topinkomens worden op deze wijze berekende uurtarieven gemaximeerd op € 193,- per uur (WNT 2020). Dit uurtarief is een integraal uurtarief en bestaat uit directe loonkosten en een opslag voor indirecte - niet project-specifieke - kosten. Mochten kennisinstellingen hun tarieven doorrekenen via de integrale kostensystematiek of op basis van met de nationale overheid overeengekomen tarieven, dan kunnen over deze kosten geen aanvullende indirecte kosten worden berekend.

Met verwijzing naar hoofdstuk 2 van Appendix 2 (verplicht te hanteren Budgetmodel) wordt bovenstaande geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden hieronder:

Voorbeeld 1: directe-indirecte kostenverdeling bij een alliantie zonder specifieke kostenuitsplitsing voor een kennisinstelling. Fictief percentage indirecte kosten van de alliantie ligt hier op 13% van het totaal.

 

Directe kosten

Indirecte kosten

Subtotaal (direct+indirect)

Onvoorzien

I

II

III

IV

V

Aandeel t.o.v. totaal aangevraagde subsidiebedrag

87%

(=100%-13%)

13%

100%

(=87% + 13%)

2,5% van Subtotaal (kolomIV)

Voorbeeld 2: directe-indirecte kostenverdeling bij een alliantie mét specifieke kostenuitsplitsing voor een kennisinstelling. Fictief percentage indirecte kosten van de alliantiepartners (m.u.v. de kennisinstelling) ligt hier op het maximum: i.e. 15%*. Verder ligt het aandeel van de kennisinstelling in het totaal aangevraagde subsidiebedrag op 10%**.

Consortiumpartner(s)

Directe kosten

Indirecte kosten

Subtotaal (direct+indirect)

Onvoorzien

I

II

III

IV

V

Aandeel Kennisinstelling t.o.v. aangevraagde subsidiebedrag

10%a

0%1

10%

0%1

Aandeel overige consortiumpartners t.o.v. aangevraagde subsidiebedrag

76,5%e

(=(100%e-15%b) X 90%c)

13,5%d

(=15%b x 90%c)

90%c

2,5% van het Subtotaal (kolom IV)

Totaal

86,5%

13,5%d

100%e

2,5% van het Subtotaal (kolom IV)

1 Vanwege het all-in tarief, zijn deze percentages altijd nul.

Niet subsidiabel zijn in ieder geval de volgende kosten:

  • kosten voor het ontwikkelen van de aanvraag en het aanvragen van subsidie en andere kosten die vóór ontvangst van de subsidieverleningsbeschikking zijn gemaakt;

  • omzetbelasting;

  • kosten veroorzaakt door inflatie en wisselkoersschommelingen groter dan 5% van de totale subsidiabele kosten;

  • investeringskosten en afschrijvingen die niet zijn gelieerd aan activiteiten in het kader van het DIETS programma;

  • kosten van tenaamstelling en instandhouding van rechten van intellectueel eigendom;

  • dat deel van de totale indirecte kosten dat het toegestane maximum van 15% van totaal aangevraagde subsidiebedrag overschrijdt (wanneer bijvoorbeeld de totale indirecte kosten uitkomen op 20%, wordt 5% daarvan aangemerkt als ‘niet-subsidiabel’);

  • dat deel van uurtarieven voor kennisinstellingen dat de WNT-norm overschrijdt.

Deze uitgangspunten dienen te worden gehanteerd bij de bij de aanvraag in te dienen begroting.

De subsidie is bedoeld voor het uitvoeren van activiteiten in of gericht op Benin, Nigeria, Uganda, Kenia, Ethiopië en Mozambique die bijdragen aan het realiseren van de doelen zoals gesteld in dit subsidiebeleidskader voor het DIETS programma (zie hoofdstuk 2). Per land geldt dat in principe minimaal 10% van het totaal aangevraagde subsidiebedrag in het land wordt ingezet. Maximaal 10% van het totaal aangevraagde subsidiebedrag kan landen-overstijgend worden ingezet (bijvoorbeeld voor het stimuleren van onderlinge kennisdeling tussen de 6 interventielanden, kennisdeling tussen actoren in de 6 interventielanden met vakgenoten in andere relevante landen etc.).

3.5. Vereisten subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Voor het indienen van een aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het door de minister daartoe vastgestelde aanvraagformulier voorzien van de op het formulier vermelde bescheiden. 31

Bij een aanvraag behoren in ieder geval een Theory of Change (zie hoofdstuk 2), een activiteitenplan voor de eerste 12 maanden, een activiteitenplan op hoofdlijnen voor de rest van de looptijd, een begroting volgens het verplichte budgetmodel, een liquiditeitsprognose en een overzicht met de taak- en rolverdeling binnen de alliantie (middels de onder criterium D.2 genoemde samenwerkingsovereenkomst) te worden ingediend.

Zowel het gedetailleerde activiteitenplan voor de eerste 12 maanden als het activiteitenplan op hoofdlijnen voor de rest van de looptijd omvatten een overzicht van activiteiten, naar aard, omvang, fasering en onderling verband, in relatie tot de daarmee beoogde doelstellingen en resultaten en verwachte effecten in het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd. Doelstellingen, resultaten en effecten worden waar mogelijk uitgedrukt in meetbare grootheden.

De begroting wordt opgesteld volgens het daartoe door de minister vastgestelde en verplicht te hanteren budgetmodel (appendix 2 bij dit subsidiebeleidskader). Ze geeft inzicht in de inkomsten, daaronder begrepen bijdragen van derden, en uitgaven gerelateerd aan de voorgenomen activiteiten in het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd en is voorzien van een postgewijze toelichting..

De liquiditeitsprognose is gekoppeld aan het activiteitenplan en de begroting en omvat inschattingen van benodigde middelen voor perioden van maximaal 12 maanden.

3.6. Beoordelingsprocedure

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

De alliantie(partners) en de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dienen allereerst te voldoen aan de drempelcriteria, zoals genoemd in paragraaf 4.1 van dit subsidiebeleidskader. Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van DIETS dient aan alle drempelcriteria te worden voldaan.

Aanvragen die aan de drempelcriteria voldoen, worden vervolgens inhoudelijk beoordeeld en gerangschikt op basis van kwalitatieve criteria (zie paragraaf 4.2). Hoe beter een aanvraag voldoet aan de criteria, hoe hoger deze scoort en gerangschikt wordt. Aan de hand van de uitkomsten van deze rangschikking wordt een definitieve selectie gemaakt. Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van het DIETS programma dient een aanvraag tenminste van voldoende kwaliteit te zijn (zie uitleg paragraaf 4.2). De aanvraag die het beste aan de kwalitatieve criteria voldoet wordt als enige geselecteerd.

Voordat wordt overgaan tot subsidieverlening wordt vervolgens eerst een toets op organisatorische capaciteit en integriteitsbeleid gedaan.

Op grond van artikel 4, eerste lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken, komen voor subsidie alleen in aanmerking rechtspersonen die in staat zijn tot een adequaat financieel beheer en die door ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten kunnen waarborgen.

Tevens dient de penvoerder aan te tonen aan dat hij en ook zijn mede-indieners een integriteitsbeleid hebben vastgesteld. De aanvrager toont aan dat hij en ook zijn mede-indieners procedures hebben ingevoerd om aan dat beleid toepassing te kunnen geven. Dit integriteitsbeleid en deze procedures zijn er om ernstige vormen van grensoverschrijdend gedrag, daaronder begrepen seksuele misdragingen, jegens medewerkers en derden bij de uitvoering van de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft door de penvoerder, de mede-indieners en de door hen ingeschakelde partijen, zo veel mogelijk te voorkomen, in voorkomend geval te onderzoeken, met passende maatregelen zo spoedig mogelijk te doen beëindigen en de gevolgen daarvan te mitigeren. De procedures zijn zodanig ingericht dat een tijdige melding van incidenten aan de minister is gewaarborgd.

Op beide vereisten (capaciteit en integriteit) wordt alleen de aanvraag getoetst van de alliantie wiens aanvraag aan de drempeltoets heeft voldaan en op grond van de uitkomsten van de beoordeling volgens de kwalitatieve criteria in aanmerking kan komen voor subsidie. De penvoerder van deze alliantie wordt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in de gelegenheid gesteld om binnen een daarbij voorgeschreven periode de voldoende kwaliteit van zijn organisatorische capaciteit en het integriteitsbeleid van alle alliantiepartners aan te tonen. Indien deze toetsen tot een positieve beoordeling leiden, komt de aanvraag van deze alliantie in aanmerking voor subsidie. Zo niet, dan wordt de aanvraag afgewezen. Ook indien de gevraagde aanvullende informatie benodigd voor de toets op capaciteit en integriteit niet of niet tijdig wordt aangeleverd, wordt de aanvraag afgewezen.

De voor de toetsing van de organisatorische capaciteit en integriteit benodigde informatie hoeft dus nog niet direct bij het indienen van de aanvraag te worden overgelegd. De termijn die geboden wordt om de organisatorische capaciteit en het integriteitsbeleid aan te tonen zal zeer kort zijn, maximaal 10 werkdagen, teneinde tijdig de definitieve besluitvorming te kunnen afronden. In de introductie van het aanvraagformulier wordt toegelicht welke bescheiden moeten worden overlegd voor beide toetsen.

Uiterlijk op 30 juni 2022 zal op de aanvragen worden besloten.

4. Toetsingscriteria

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen in het kader van het subsidiebeleidskader DIETS programma. Aanvragen worden beoordeeld met inachtneming van deze regelgeving en overeenkomstig de in dit subsidiebeleidskader opgenomen criteria.

4.1. Drempelcriteria

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Allereerst worden alle tijdig ontvangen aanvragen beoordeeld aan de hand van drempelcriteria. Hiervoor geldt dat een aanvraag aan alle criteria moet voldoen. Indien een aanvraag niet aan alle drempelcriteria voldoet, wordt zij afgewezen en niet verder beoordeeld.

D.1 Type organisatie

  • a. De aanvraag wordt ingediend door een penvoerder namens een alliantie.

  • b. De penvoerder die namens de alliantie subsidie aanvraagt alsmede de mede-indieners zijn Nederlandse en/of niet-Nederlandse organisaties die in het bezit zijn van een rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht en waarvan de statutaire doelstelling past binnen het doel waarvoor in het kader van het subsidiebeleidskader DIETS programma subsidie kan worden verstrekt.

  • c. Alle alliantiepartners (penvoerder en mede-indieners) hebben gezamenlijk en ten opzichte van elkaar een aantoonbare meerwaarde, bijvoorbeeld in thematisch of geografisch opzicht.

Een alliantie is een samenwerkingsverband van twee of meer organisaties in bovenstaande zin die een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten met het oog op de uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd. Alle alliantiepartners (penvoerder en mede-indieners) leveren een actieve bijdrage aan de einddoelstellingen van deze activiteiten.

D.2 Vereisten aan samenwerking

De aanvraag omvat een door alle alliantiepartners getekende samenwerkingsovereenkomst, die is gesloten met het oog op de uitvoering van de activiteiten waarvoor in het kader van het subsidiebeleidskader DIETS programma subsidie wordt gevraagd. Hierin zijn in ieder geval afspraken neergelegd over de wijze waarop:

  • i. elk van de alliantiepartners bijdraagt aan de werkzaamheden van het samenwerkingsverband;

  • ii. de besluitvorming in het samenwerkingsverband plaatsvindt;

  • iii. de kosten en de risico’s worden gedeeld over de alliantiepartners;

  • iv. het samenwerkingsverband naleving van de aan een subsidie verbonden verplichtingen jegens de Minister waarborgt, inclusief de zorg voor gezamenlijke geaggregeerde rapportages [(Inclusief IATI-rapportages)];

  • v. invulling wordt gegeven aan de ketenverantwoordelijkheid32 van de penvoerder voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten;

  • vi. de alliantiepartners elkaar informeren, in het bijzonder over hun financiële gezondheid;

  • vii. de samenwerking kan worden aangepast;

  • viii. elk van de alliantiepartners betrokken is bij het monitoren en evalueren van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten.

D.3 Ervaringsdeskundigheid op het gebied van het versterken van uitvoering van voedingsrelevant nationaal beleid in Sub-Sahara Afrika

De penvoerder heeft of de alliantiepartners hebben gezamenlijk minimaal 36 maanden ervaring33 met het uitvoeren van tenminste 3 projecten gericht op versterking van de uitvoering van voedingsrelevant nationaal beleid in Sub-Sahara Afrika (peildatum 1 januari 2022).

D.4 Lokale aanwezigheid in de interventielanden

De alliantie heeft de beschikking over een kantoor en relevant netwerk in alle volgende landen: Benin, Nigeria, Uganda, Kenia, Ethiopië en Mozambique, al dan niet via een lokaal gevestigde alliantiepartner.

D.5 Maximaal aantal aanvragen per organisatie

Elke alliantiepartner in de alliantie namens welke de aanvraag wordt ingediend participeert maximaal:

  • éénmaal als penvoerder34 in een aanvraag en

  • tweemaal als mede-indiener35 in (andere) allianties namens welke een andere organisatie als penvoerder subsidie aanvraagt.

D.6 Mate van financiële onafhankelijkheid van de alliantie

Gedurende de periode 2018-2020 was gemiddeld ten minste 25% van de totale jaarlijkse inkomsten van de penvoerder en mede-indieners afkomstig uit bronnen anders dan directe subsidies en/of bijdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (incl. ambassades). Dit criterium geldt voor de gehele alliantie. Dat wil zeggen dat indien één van de alliantiepartners (penvoerder of mede-indieners) gemiddeld minder dan 25% van de totale jaarlijkse inkomsten uit andere dan BZ-subsidies of -bijdragen verwerft, dit kan worden gecompenseerd door een andere alliantiepartner.

D.7 Financiële capaciteit van de alliantie

De alliantiepartners gezamenlijk hadden in de boekjaren 2018-2020 voedingsrelevante uitgaven die ten minste € 20 miljoen per jaar bedroegen.

D.8 Maximale bezoldiging

D.8.A Bezoldiging van in Nederland gevestigde penvoerders en mede-indieners zijnde WNT-instellingen

De bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van Nederlandse penvoerders en mede-indieners, zijnde rechtspersonen of instellingen bedoeld in artikel 1.3 van de Wet Normering Topinkomens, voldoet uiterlijk met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd aan de voor hen krachtens die wet geldende maximale bezoldiging.

D.8.B Bezoldiging van overige penvoerders en mede-indieners

De maximale bezoldiging van de individuele leden van management en bestuur van andere dan de in criterium D.8.A bedoelde penvoerders en mede-indieners staat met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt gevraagd in redelijke verhouding tot het niveau van de functie, de geografische ligging en de omvang en complexiteit van de organisatie. Omrekening van de lokale valuta naar de euro geschiedt op grond van de corporate rates die door het Ministerie worden gehanteerd met ingang van 1 januari 2021.

D.9 Omvang van het gevraagde subsidiebedrag

Het aangevraagde subsidiebedrag bedraagt € 60.000.000.

D.10 Looptijd van de activiteiten

De activiteiten starten niet eerder dan na ontvangst van de subsidieverleningsbeschikking, en niet later dan 30 juni 2022. De activiteiten worden uiterlijk op 31 december 2026 afgerond.

D.11 Spreiding van middeleninzet

  • a. De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd worden uitgevoerd in of zijn gericht op de landen Benin, Nigeria, Uganda, Kenia, Ethiopië en Mozambique.

  • b. In elk van de onder a. genoemde landen wordt minimaal 10% van het totaal aangevraagde subsidiebedrag ingezet; maximaal 10% van het totaal aangevraagde subsidiebedrag wordt ingezet op activiteiten die niet aan afzonderlijke landen kunnen worden toegerekend.

D.12 Thematische focus

De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn gebaseerd op een door de penvoerder en de mede-indieners ontwikkelde Theory of Change gericht op de algemene en specifieke doelstelling van het subsidiebeleidskader voor het DIETS programma, namelijk:

  • 1. de algemene doelstelling van het voedingsportfolio: uitbannen van honger en ondervoeding;

  • 2. de specifieke doelstelling van het subsidiebeleidskader DIETS programma: versterken van de uitvoering van bestaand nationaal, voedingsrelevant beleid zodat knelpunten op het gebied van levensonderhoud en gedrag van met name kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen zodanig aangepakt worden dat de toegang en consumptie van gezonde en betaalbare diëten door hen op een schokbestendige wijze en op grote schaal concreet toeneemt.

D.13 Van subsidie uitgesloten activiteiten

De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd betreffen geen:

  • initiatieven die proselitisme (mede) beogen;

  • activiteiten die op winst gericht zijn;

  • activiteiten waarvoor reeds rechtstreeks een subsidie of bijdrage ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt ontvangen;

  • activiteiten van een lokale maatschappelijke organisatie waarvoor reeds middellijk ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een bijdrage wordt ontvangen;

  • activiteiten van organisaties die reeds ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een instellingssubsidie ontvangen waarvan de werkingsduur zich uitstrekt tot in het subsidietijdvak van het subsidiebeleidskader DIETS programma.

4.2. Kwalitatieve criteria

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Bij de kwalitatieve toets wordt de kwaliteit van de aanvraag beoordeeld op twee onderdelen: de alliantie en haar track record, en het voorstel. Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie zal in elk geval 65% van het maximaal te behalen punten moeten worden gescoord op elk van de hierna volgende onderdelen van de kwalitatieve toets (alliantie- en track recordtoets en voorsteltoets).

4.2.1. Alliantie- en track recordtoets: kwalitatieve criteria ten aanzien van de alliantie en track record van de alliantie [ max. 25 punten]

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Via onderstaande criteria wordt de organisatorische kwaliteit van de alliantie en de kwaliteit van het track record van de alliantie als geheel beoordeeld. Het aantal maximaal te behalen aantal punten per kwaliteitscriterium is weergegeven tussen haken.

K-A.1 Ervaring met en impact van eerdere projecten gericht op het versterken van de uitvoering van nationaal, voedingsrelevant beleid in Sub-Sahara Afrika [max. 8 punten]

De mate waarin de penvoerder en mede-indieners al dan niet gezamenlijk ervaring36 en impact hebben (gehad) op voor de doelstelling van het DIETS programma relevante terreinen. De impact is na 1 januari 2017 vastgesteld en bereikt met het uitvoeren van projecten gericht op het succesvol beïnvloeden en versterken van de uitvoering van nationaal, voedingsrelevant beleid in stabiele landen in Sub-Sahara Afrika, zoals genoemd in hoofdstuk 1.

K-A.2 Mobilisatie- en beïnvloedingskracht [max. 4 punten]

De mate waarin de penvoerder en mede-indieners al dan niet gezamenlijk na 1 januari 2017 succesvolle en relevante ervaring hebben (gehad) met het mobiliseren van aantoonbare effectieve convening power om overheidsinstanties verantwoordelijk voor voedingsrelevante uitvoering van beleid (beleid als bedoeld in criterium K-A.1) voldoende mee te krijgen bij het ontwikkelen en accorderen van noodzakelijke veranderingen/aanpassingen in de beleidsuitvoering.

K-A.3 Netwerken met lokale uitvoerders [max. 8 punten]

De mate waarin de penvoerder en mede-indieners al dan niet gezamenlijk beschikken over netwerken – waaronder de multi-sectorale platforms en stakeholder netwerken ondersteund door de SUN Movement – en samenwerkingservaring met lokale voor voeding relevante particuliere dienstverleners en overheidsinstellingen in de zes landen waar de activiteiten uitgevoerd worden.

K-A.4 Leren, resultaatgericht werken en rapportages [max. 5 punten]

De mate waarin de penvoerder en mede-indieners belang hechten aan leren, gemeten aan de ervaring in de afgelopen 5 jaar (peildatum 1 januari 2017) met resultaatmeting, monitoring & evaluatie en rapportages waar het gaat om:

  • werken met gestandaardiseerde, methodologisch onderbouwde outcome-indicatoren;

  • toepassen van en bijdragen aan (inter)nationale kennis- en innovatieagenda’s;

  • evaluaties en publicaties op outcome niveau;

  • rapporteren in IATI.

4.2.2. Voorsteltoets: Kwalitatieve criteria ten aanzien van de ToC & activiteitenplannen, contextanalyse en lokale samenwerking en synergie, dwarsdoorsnijdende aspecten en de begroting [max. 75 punten]

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

K-V.1 Kwaliteit van de Theory of Change en activiteitenplannen

  • a. De mate waarin de door de penvoerder en mede-indieners ontwikkelde Theory of Change voor het DIETS programma de doelstellingen zoals geformuleerd in dit subsidiebeleidskader zal behalen; zowel op programmaniveau als per land [max 7 punten];

  • b. De mate waarin welke beoogde veranderingen, zoals vermeld in paragraaf 2.2. van het subsidiebeleidskader DIETS programma, in welke landen op basis van welke argumenten worden geprioriteerd en uitgewerkt [max. 6 punten];

  • c. De mate waarin welke oplossingsrichtingen/pathways, zoals vermeld in paragraaf 2.2 van het subsidiebeleidskader DIETS programma, in welke landen op basis van welke argumenten worden geprioriteerd en uitgewerkt [max. 6 punten];

  • d. De mate waarin per land kwantitatieve en kwalitatieve outcome-indicatoren worden gehanteerd die corresponderen met de in dit subsidiebeleidskader genoemde indicatoren [max 7 punten] ;

  • e. De mate waarin de door de alliantie voorgestelde MEL-strategie aantoont dat de voorziene effecten op diëten en weerbaarheid op het niveau van (individuen in) huishoudens daadwerkelijk te attribueren zijn aan de voorgenomen interventies in de activiteitenplannen [max. 4 punten].

[Totaal voor a tot en met e: maximaal 30 punten]

K-V.2 Kwaliteit van de context analyse en inzet op lokale samenwerking en synergie

  • a. De mate waarin per land het institutionele landschap is geanalyseerd en bepalend is voor de land-specifieke interventiestrategieën [max. 5 punten];

  • b. De mate waarin per land wordt voortgebouwd op kennis en ervaringen die zijn opgedaan tijdens eerdere en lopende projecten van niet-alliantiepartners die zich in dezelfde landen ook richten op duurzame verbeteringen in de voedingstoestand van met name kinderen en vrouwen in de reproductieve leeftijd in huishoudens die met ondervoeding kampen [max. 5 punten];

  • c. De mate waarin per land lokale particuliere dienstverleners en/of overheidsinstellingen effectieve invloed hebben gehad op de totstandkoming en inhoud van de activiteitenplannen en het land-specifieke deel van de begroting [max. 4 punten];

  • d. De mate waarin per land en op landen-overstijgend niveau samengewerkt gaat worden met organisaties betrokken bij de complementaire markgerichte inzet op duurzame toegang tot en consumptie van gezonde diëten door BoP consumenten (strategie 1 zoals genoemd in hoofdstuk 1 van dit subsidiebeleidskader DIETS programma) [max. 4 punten].

[Totaal voor a tot en met d: maximaal 18 punten]

K-V.3 Kwaliteit van dwarsdoorsnijdende aspecten

  • a. De mate waarin genderaspecten zijn geanalyseerd en bepalend zijn voor land-specifieke interventiestrategieën [max. 5 punten];

  • b. De mate waarin per land is geanalyseerd en bepaald of klimaatverandering wel of geen effect heeft op de uitvoering van de voorgestelde interventies en of die interventies de weerbaarheid tegen met name klimaatschokken wel of niet versterken [max. 4 punten];

  • c. De mate waarin het voorstel waarborgt dat met de voorgestelde activiteiten per land een op lange termijn duurzaam effect bereikt zal worden voor de beoogde doelgroepen [max. 3 punten].

[Totaal voor a tot en met c: maximaal 12 punten]

K-V.4 Kwaliteit van het risicomanagement systeem en de begroting

  • a. de mate waarin per land en in totaliteit voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd de relevante context-risico’s en programma-risico’s zijn beschreven, geanalyseerd en geadresseerd in een adequaat risicomanagement-systeem [max. 5 punten]; en

  • b. De mate waarin ‘value for money’ per land wordt geleverd. ‘Value for money’ is een combinatie van ‘doing things at a low price’ (economie), ‘doing things the right way’ (efficiëntie), en ‘doing the right things’ (effectiviteit) [ max. 10 punten].

[Totaal voor a en b: maximaal 15 punten]

5. Rapportage- en andere subsidieverplichtingen

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Aan de subsidieverlening zullen verplichtingen worden verbonden, die worden opgenomen in de subsidieverleningsbeschikking; de penvoerder is jegens de minister verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen. Deze verplichtingen hebben onder andere betrekking op jaarplannen en rapportages. Jaarlijks zal een jaarplan met bijbehorende begroting en liquiditeitsbehoefte voor het komende jaar moeten worden aangeleverd. Er zal onder meer moeten worden gerapporteerd op basis van open data conform de IATI-standaarden zoals die vanaf 2016 gelden. Van de penvoerder en mede-indieners wordt verwacht de IATI- ontwikkelingen te volgen en de verantwoording op basis hiervan in te richten. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar de BZ publicatierichtlijnen getiteld ‘How to use the IATI standard?’.37

Voor organisaties die nog niet conform IATI standaard kunnen rapporteren geldt dat zij in de gelegenheid zullen worden gesteld dit alsnog te realiseren binnen een nader, via een verplichting in de subsidieverleningsbeschikking vast te stellen, termijn.

De jaarlijkse financiële en inhoudelijke rapportages dienen te in ieder geval het volgende te bevatten38:

  • een financieel jaarverslag met accountantsverklaring inclusief een rapport van bevindingen (e.e.a. conform het controleprotocol dat als annex bij de subsidieverleningsbeschikking zal zijn opgenomen);

  • geografische uitsplitsing van de besteding van de subsidiemiddelen;

  • rapportage van resultaatbereik op een aantal in de beschikking nader vast te leggen inhoudelijke (niet-financiële) indicatoren.

6. Aanvraagprocedure

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Aanvragen voor een subsidie in het kader van het subsidiebeleidskader DIETS programma worden gedaan aan de hand van het door de minister daartoe vastgestelde aanvraagformulier (appendix 1) en voorzien van de op het formulier vermelde bescheiden. Voor de bij de aanvraag in te dienen begroting is eveneens een verplicht te hanteren format vastgesteld (zie appendix 2 bij deze beleidsregels).

Aanvragen voor een subsidie in het kader van het DIETS programma kunnen worden ingediend vanaf de dag van inwerkingtreding39 van deze beleidsregels om 09:00 uur CET tot en met uiterlijk 31 januari 2022 om 17:00 uur CET. Aanvragen die later dan genoemde datum en tijd worden ingediend, worden niet in behandeling genomen. De aanvragende organisatie is de enige verantwoordelijke voor een tijdige en volledige indiening van een aanvraag.

Aanvragen dienen volledig en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend door de daartoe namens de aanvragende organisatie bevoegde persoon met vermelding van naam en functie. Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag in te dienen.

In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag niet voldoen aan de formele vereisten die op grond van dit subsidiebeleidskader aan aanvragen worden gesteld, dan kan de minister vragen om een aanvulling. Als datum en tijd van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum en tijd waarop de aangevulde aanvraag is ontvangen. Hoe korter voor het verstrijken van de deadline voor het indienen van aanvragen een aanvraag wordt ingediend, hoe groter het risico dat de minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om een aanvulling te vragen; dit in verband met de tijd die is gemoeid met het controleren van alle aanvragen op volledigheid en de tijd die nodig is om een aanvulling te vragen en in te dienen. Indien niet om aanvulling wordt gevraagd zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair is ingediend. Dit kan leiden tot een lagere rangschikking of zelfs afwijzing van de subsidieaanvraag.

Bij het opstellen van de aanvraag is het kortheidshalve verwijzen naar andere onderdelen van de aanvraag of bijlagen niet voldoende, tenzij in de aanvraagformulieren en modellen uitdrukkelijk is aangegeven dat daarmee (geheel of gedeeltelijk) kan worden volstaan. Indien onderdelen van het aanvraagformulier - met inbegrip van bijlages - niet worden ingevuld en/of meegestuurd, loopt de subsidieaanvrager het risico op afwijzing van de aanvraag.

De aanvraag dient te worden opgesteld in de Engelse taal.

Additionele informatie (zoals illustratieve boekwerken, CD-roms, USB-sticks of dvd’s van een organisatie) worden niet meegenomen in de beoordeling van een aanvraag.

Het heeft de uitdrukkelijke voorkeur dat aanvragen per e-mail in .pdf-formaat worden ingediend. Aanvragen per e-mail worden ingediend door deze te sturen naar het e-mailadres: IGG@minbuza.nl onder vermelding van ‘subsidieaanvraag DIETS programma.’

Als moment van indiening geldt het tijdstip waarop de e-mail door het systeem voor gegevensverwerking van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is ontvangen. De maximale grootte van het totaal aan bij een e-mail ingediende bestanden is 10MB. Indien bij de aanvraag mee te sturen bestanden groter zijn dan 10MB dient de aanvraag in meerdere e-mails te worden ingediend. Hierbij geldt dat het moment waarop de gehele aanvraag, inclusief de laatste e-mail, is ontvangen geldt als tijdstip waarop de aanvraag is ingediend. Indien een aanvraag met gebruik van meerdere e-mails wordt ingediend, dienen de e-mails genummerd te worden in de onderwerp-regel, waarbij duidelijk is hoeveel e-mails de aanvraag in totaal behelst.40

Eventuele (technische) problemen bij verzending komen voor rekening en risico van subsidieaanvrager.

Indiening van aanvragen per post wordt afgeraden.41 Indien u daar niettemin voor kiest, of voor indienen in persoon of koerier, neemt u dan ruim voor de indieningsdeadline contact op met het ministerie via het e-mailadres: IGG@minbuza.nl onder vermelding van ‘subsidieaanvraag DIETS programma.’

Vragen naar aanleiding van dit document of andere zaken kunt u uitsluitend per e-mail en uiterlijk tot en met 15 januari 2022 richten aan IGG@minbuza.nl. Geanonimiseerde beantwoording ervan vindt uitsluitend plaats op Subsidie DIETS programma | Publicatie | Rijksoverheid.nl. De verzamelde en waar nodig samengevoegde Q&A’s worden tenminste eenmaal per twee weken geplaatst in de periode die twee weken na publicatie van de beleidsregels start en loopt tot en met 26 januari 2022.

7. Administratieve lasten

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

De administratieve lasten voor de uitvoering van dit subsidiebeleidskader bedragen € 308.000 voor de totale subsidieperiode. Dit is 0,5 procent van de te verlenen subsidie. De administratieve lasten gaan gepaard met de aanvraag, uitvoering en eindverantwoording.

Bij de totstandkoming van het subsidiebeleidskader is kritisch bezien dat de criteria voor de subsidieaanvragers en de resultaten die met dit subsidiebeleidskader worden beoogd helder zijn geformuleerd. Daarnaast is aandacht besteed aan duidelijkheid over de wijze waarop de projectfinanciering en de daarbij horende verantwoording van de toegekende subsidies plaatsvindt. Hiermee moet een subsidieaanvrager de afweging kunnen maken of met de indiening van een subsidieaanvraag kans bestaat op een toekenning. Het ministerie beoogt op deze wijze de administratieve lasten voor de subsidieaanvragers tot een minimum te beperken.

8. Appendices

[Regeling vervallen per 01-07-2022]

Alle appendices zijn geplaatst op: Subsidie DIETS programma | Publicatie | Rijksoverheid.nl

  • 1. Aanvraagformulier

  • 2. (Verplicht) Budgetmodel, nodig voor het opstellen van de begroting

  • 3. Corporate rates 2021

  • 4. BZ Resultaatkaders Voedselzekerheid en Gender

  1. Het aanvraagformulier wordt geplaatst op: Subsidie DIETS programma | Publicatie | Rijksoverheid.nl ^ [1]
  2. Appendices worden geplaatst op: Subsidie DIETS programma | Publicatie | Rijksoverheid.nl ^ [2]
  3. Investeren in Perspectief (Beleidsnota 2018) | Beleidsnota | Rijksoverheid.nl ^ [3]
  4. Kamerbrief Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl ^ [4]
  5. Beleidsdoorlichting Nederlands voedselzekerheidsbeleid – Food for thought | Rapport | Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) (iob-evaluatie.nl) ^ [5]
  6. Home | NL Ontwikkelingssamenwerking ^ [6]
  7. https://osresultaten.nl/thema/voedselzekerheid#food_malnutrition ^ [7]
  8. The Bottom of the Pyramid (BoP) is the largest, but poorest socio-economic group. In global terms, this is the nearly 3 billion people who live on less than $2.50 a day ^ [8]
  9. De Engelse vertaling van dit subsidiebeleidskader is te vinden via de volgende link: Subsidie DIETS programma | Publicatie | Rijksoverheid.nl ^ [9]
  10. Een ‘Theory of Change’ (ToC) is een serie bouwstenen die in hun samenhang beschrijven hoe een lange-termijndoel te behalen is. De onderliggende analyse, aannames, voorwaarden, beoogde resultaten – outputs, outcomes en impact – worden hierin op een logische wijze gepresenteerd. De ‘Theory of Change’ dient als basis om per stap interventies te kunnen definiëren. Hierbij wordt ook inzichtelijk gemaakt welke rollen de verschillende stakeholders spelen. De aannames onderbouwen het geschetste veranderproces. De ToC laat zien tot welke outcome de gekozen strategie leidt en hoe deze bijdraagt aan de gestelde doelen. ^ [10]
  11. WFP (2021), Fill the Nutrient Gap and Cash-Based Transfers, https://docs.wfp.org/api/documents/WFP-0000123468/download/ ; WFP (2021), WFP Evidence Summary. Cash-based transfers: lessons from evaluations https://www.wfp.org/publications/wfp-evidence-summary-cash-based-transfers-lessons-evaluations ^ [11]
  12. FAO & WFP (2018). Home-grown school feeding. Resource Framework. http://www.fao.org/3/ca0957en/CA0957EN.pdf. ^ [12]
  13. Ibid 14 ^ [13]
  14. These products fill a nutrient gap as a result of limited access and affordability of a healthy balanced diet (a more medium to long-term goal), directly linked to prevention of stunting during the first 1,000 days of life, plus convenience aspects as they require limited cooking time. See: WFP, Specialized nutritious food, https://www.wfp.org/specialized-nutritious-food ; Africa Improved Foods, https://africaimprovedfoods.com/ ; WHO (2020), Global Action Plan on Child Wasting, https://www.who.int/publications/m/item/global-action-plan-on-child-wasting-a-framework-for-action ^ [14]
  15. WHO (2019). Essential Nutrition Actions. Mainstreaming nutrition through the life-course. 9789241515856-eng.pdf (who.int) ^ [15]
  16. United Nations. Economic and Social Council (2018). Challenges and opportunities in achieving gender equality and the empowerment of rural women and girls. Commission on the Status of Women Sixty-second session. http://undocs.org/E/CN.6/2018/3 ^ [16]
  17. Dit zijn standaardindicatoren uit het BZ resultatenraamwerk op voedselzekerheid en gender (zie appendix 4) Subsidieaanvrager dient in de subsidieaanvraag onder K-V.1 aan te geven op welke van deze standaardindicatoren het voorgestelde programma resultaten zal boeken. Daarnaast kunnen naar eigen inzicht situatie- en context-specifieke indicatoren worden toegevoegd. ^ [17]
  18. Gedisaggregeerd naar sekse (man/vrouw) en leeftijd (onder/boven 35 jaar). ^ [18]
  19. Van deze wijzigingen dienen tenminste tienduizenden ondervoede mensen te profiteren. ^ [19]
  20. https://inddex.nutrition.tufts.edu/data4diets/indicator/minimum-acceptable-diet-mad ^ [20]
  21. https://www.fantaproject.org/monitoring-and-evaluation/minimum-dietary-diversity-women-indicator-mddw ^ [21]
  22. https://www.fantaproject.org/monitoring-and-evaluation/household-food-insecurity-access-scale-hfias ^ [22]
  23. https://www.fantaproject.org/monitoring-and-evaluation/mahfp ^ [23]
  24. http://www.fao.org/3/a-bl354e.pdf ^ [24]
  25. http://weai.ifpri.info/2018/04/27/introducing-pro-weai-a-tool-for-measuring-womens-empowerment-in-agricultural-development-projects/ ^ [25]
  26. Women-Empowerment-Index-The-Hunger-Project-2017.pdf (thehungerproject.nl) ^ [26]
  27. Official development assistance – definition and coverage - OECD ^ [27]
  28. Nederlands wil zeggen opgericht in Nederland, volgens Nederlands recht en statutair in Nederland gevestigd. ^ [28]
  29. Onder ngo wordt verstaan een niet op winst gerichte, niet aan een overheidsinstantie statutair of feitelijk verbonden organisatie met een maatschappelijk oogmerk, beschikkend over rechtspersoonlijkheid naar burgerlijk recht, die niet door een overheidsinstantie is opgericht, dan wel die na oprichting door een overheidsinstantie geheel verzelfstandigd is. ^ [29]
  30. Alliantiepartner niet zijnde de penvoerder. ^ [30]
  31. Zie: Subsidie DIETS programma | Publicatie | Rijksoverheid.nl ^ [31]
  32. Indien subsidie wordt verleend wordt aan de verlening de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger (de penvoerder) verantwoordelijk is voor de gehele uitvoering van de activiteiten waarvoor deze subsidie is verleend; wanneer de subsidieontvanger samenwerkt met alliantiepartners of lokale samenwerkingspartners betreft deze verantwoordelijkheid ook deze gehele keten. ^ [32]
  33. Ten aanzien van het aantonen en beoordelen van de aanwezige ervaring geldt dat de penvoerder en mede-indieners gezamenlijk ook die ervaring mogen opvoeren die door personeel van penvoerder of mede-indieners is opgedaan in dienst van een andere organisatie dan de organisatie waar het betreffende personeelslid op het moment van indienen in dienst is. ^ [33]
  34. Alliantiepartner die namens een alliantie een aanvraag indient. ^ [34]
  35. Alliantiepartner niet zijnde de penvoerder. ^ [35]
  36. Ten aanzien van het aantonen en beoordelen van de aanwezige ervaring geldt dat de penvoerder en mede-indieners gezamenlijk ook die ervaring mogen opvoeren die door personeel van penvoerder of mede-indieners is opgedaan in dienst van een andere organisatie dan de organisatie waar het betreffende personeelslid op het moment van indienen in dienst is. ^ [36]
  37. www.government.nl/documents/publications/215/12/01/open-data-and-development-cooperation ^ [37]
  38. Zie ook hoofdstuk 2 van Annex 2: Budgetmodel ^ [38]
  39. De dag van inwerkingtreding is de dag na publicatie op http://www.officielebekendmakingen.nl ^ [39]
  40. Bijvoorbeeld: e-mail 1 van 5, e-mail 2 van 5 etc. ^ [40]
  41. Voor aanvragen ingediend per post geldt dat indien de aanvraag niet aangetekend wordt verzonden, het risico dat de aanvraag niet of te laat wordt ontvangen door het Ministerie geheel bij de aanvrager berust. Indien de aanvraag per post wordt ingediend (anders dan met de aanduiding ‘port betaald’) wordt de aanvraag nog als tijdig ingediend beschouwd, als de aanvraag voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, waarbij het datumstempel van de post doorslaggevend is, en niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Bij gebruikmaking van een envelop met de aanduiding ‘port betaald’ is de datum van ontvangst bepalend bij het vaststellen of de aanvraag tijdig, d.w.z. uiterlijk 31 januari 2022 om 17:00 uur CET, is ingediend. Houdt hierbij rekening met de omstandigheid dat de datum van ontvangst wordt vastgesteld aan de hand van het tijdstip van inschrijving en dat ’s avonds en op zaterdag en zondag geen post wordt ingeschreven ^ [41]
Naar boven