Besluit ingevolge artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens van de Minister
van Justitie en Veiligheid van 13 februari 2018, kenmerk 2196480, houdende toestemming
aan de verantwoordelijke tot het verstrekken van politiegegevens aan de Autoriteit
Consument en Markt ten behoeve van bepaalde aan haar bij wet opgedragen toezichthoudende
taken (Wpg-machtigingsbesluit ACM)
De Minister van Justitie en Veiligheid;
Gelet op artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens;
Overwegende:
dat de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 2 van de Mededingingswet is belast met toezicht op de naleving van het bepaalde bij artikelen 6 en 24 van die wet;
dat de Autoriteit Consument en Markt op grond van 5, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998 is belast met toezicht op de naleving van het bepaalde bij artikel 43 van die wet en bij Verordening 1227/2011, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel au, van die wet;
dat de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 1a, eerste lid, van de Gaswet is belast met toezicht op de naleving van het bepaalde bij artikel 32 van die wet en bij Verordening 1227/2011, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel ap, van die wet;
dat de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 2.2 van de Wet handhaving consumentenbescherming is belast met toezicht op de naleving van het bepaalde in onderdeel a van de bijlage bij die wet;
dat de Autoriteit Consument en Markt op grond van artikel 15.1, derde lid, van de Telecommunicatiewet is belast met toezicht op de naleving van het bepaalde in artikelen 4.3 en 4.7 van die wet;
dat ingevolge artikelen 8 en 9 van de Wet politiegegevens, mede gelet op artikel 2 van het Besluit politiegegevens bijzondere opsporingsdiensten, ten behoeve van de uitvoering van de politietaak politiegegevens worden verwerkt
waarvan het noodzakelijk kan zijn dat die politiegegevens aan de Autoriteit Consument
en Markt worden verstrekt, omdat bij de uitvoering van de politietaak op feiten en
omstandigheden wordt gestuit die verband houden met voornoemde feiten waarop de Autoriteit
Consument en Markt met toezicht op de naleving is belast en die feiten en omstandigheden
de Autoriteit Consument en Markt niet via een andere weg kunnen bereiken waardoor
ernstige schendingen van het recht buiten het bereik van de bevoegde toezichthouder
zouden blijven;
dat artikelen 19 en 20, eerste lid, van de Wet politiegegevens niet voorzien in een adequate grondslag waarop de verantwoordelijke politiegegevens
aan de Autoriteit Consument en Markt kan verstrekken omdat artikel 21 van de Wet politiegegevens in combinatie met artikel 4:5, eerste lid, van het Besluit politiegegevens, politiegegevens die ingevolge artikel 9 van de Wet politiegegevens worden verwerkt uitsluit van het verstrekken op grond van die artikelen;
dat ingevolge artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens de Minister van Justitie en Veiligheid toestemming of opdracht kan geven tot het
verstrekken van door hem te omschrijven politiegegevens voor zover dit noodzakelijk
is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang;
dat een ministerieel besluit ingevolge artikel 18, tweede lid, van de Wet politiegegevens wordt gepubliceerd in de Staatscourant en derhalve een voorzienbare verstrekkingsgrondslag
betreft;
dat met het verstrekken van politiegegevens aan de Autoriteit Consument en Markt ten
behoeve van voornoemde aan haar bij wet opgedragen toezichthoudende taken een zwaarwegend
algemeen belang is gediend, bestaande uit het economisch welzijn van het land;
dat met het oog op het opsporingsbelang geen politiegegevens dienen te worden verstrekt
indien het opsporingsbelang zich daartegen verzet;
dat gelet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degene op wie een
politiegegeven betrekking heeft aan het verstrekken van politiegegevens nadere voorwaarden
dienen te worden gesteld.