Sanctieregeling Iran 2012

Geraadpleegd op 16-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2014 en zichtdatum 01-06-2014.
Geldend van 06-03-2014 t/m 25-08-2015

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 17 april 2012, nr. Minbuza-2012.7941, houdende beperkende maatregelen jegens Iran (Sanctieregeling Iran 2012)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Gelet op Resolutie 1737 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 23 december 2006;

Gelet op Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van de Europese Unie van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran (Pb L 100);

Gelet op Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van de Europese Unie van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 (Pb L 88);

Gelet op Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (Pb L 195);

Gelet op artikel 2, tweede lid, en artikel 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met artikel 2, eerste lid, artikel 3, eerste en vierde lid, artikel 4, artikel 5, eerste lid en tweede lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9, artikel 10 bis, artikel 10 ter, artikel 10 quinquies, eerste lid, artikel 10 sexies, artikel 11, eerste lid, artikel 13, eerste lid, artikel 14 bis, eerste lid, artikel 15, eerste lid, artikel 15 bis, eerste lid, artikel 15 ter, eerste lid, artikel 16, artikel 17, eerste en vierde lid, artikel 18, eerste lid, artikel 22, artikel 23, eerste tot en met vierde lid, artikel 30, eerste lid, derde tot en met zesde lid, artikel 30 bis, artikel 31, eerste lid, artikel 33 tot en met artikel 35, eerste en vierde lid, artikel 36, eerste lid, artikel 37, eerste en tweede lid, artikel 37 bis, artikel 37 ter, eerste lid, artikel 40, eerste lid, en artikel 41 van Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van de Europese Unie van 23 maart 2012 (Pb L 88).

  • 2 Een verbod als bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing in gevallen waarin artikel 6, artikel 7, eerste lid, artikel 10, artikel 10 quater, artikel 10 septies, artikel 11, derde en vierde lid, artikel 12, artikel 13, derde lid, artikel 14, artikel 14 bis, tweede lid, artikel 15, derde lid, artikel 15 bis, derde lid, artikel 15 ter, tweede lid, artikel 15 quater, artikel 19, eerste lid, artikel 20, artikel 21, artikel 24 tot en met artikel 28 bis, artikel 28 ter, artikel 29, eerste en tweede lid, artikel 30, tweede lid, artikel 35, tweede en derde lid, artikel 37 ter, tweede en derde lid, of artikel 43 bis, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 267/2012 van toepassing is.

Artikel 2

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met artikel 1 bis, artikel 1 ter, eerste lid, artikel 1 quater, eerste lid, artikel 2 en artikel 9, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van de Europese Unie van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen, in verband met de situatie in Iran (Pb L 100).

  • 2 Een verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, artikel 6 of artikel 7 van Verordening (EU) nr. 359/2011 van toepassing is.

Artikel 3

  • 1 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, artikel 5, tweede lid, onder a, artikel 7, artikel 18, artikel 19, artikel 39 en artikel 43 bis van Verordening (EU) nr. 267/2012, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

  • 2 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, artikel 10, artikel 12, artikel 14, artikel 20 en artikel 21 van Verordening (EU) nr. 267/2012, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking of de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Algemene Douanewet, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 24 tot en met 29 van Verordening (EU) nr. 267/2012 is de Minister van Financiën wat betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van tegoeden en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wat betreft de vrijgave of beschikbaarstelling van economische middelen.

  • 4 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 30, zesde lid van Verordening (EU) nr. 267/2012, is de Financial Intelligence Unit-Nederland.

  • 5 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 40, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 267/2012, is, afhankelijk van de aard van de informatie, de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de Minister van Financiën dan wel de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Algemene Douanewet.

  • 7 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 1 bis, tweede lid, en artikel 1 ter, tweede lid, van Verordening (EU) nr. 359/2011, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, en de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 1 quater, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 359/2011, is de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking of de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Algemene Douanewet, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekken.

  • 8 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, artikel 6, tweede lid, en artikel 7 van Verordening (EU) nr. 359/2011 is, wat betreft de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden de Minister van Financiën.

  • 9 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, en artikel 7 van Verordening (EU) nr. 359/2011 is, wat betreft de beschikbaarstelling van economische middelen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

  • 10 De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 359/2011 zijn, elk voor het gebied waartoe hun competenties zich uitstrekt:

    • de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking;

    • de Minister van Financiën.

Artikel 4

Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen 2012, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan, dan wel door of uit te voeren naar entiteiten of personen in Iran of voor gebruik in of ten behoeve van Iran, ongeacht het land van oorsprong. Dit verbod geldt niet voor voertuigen, niet zijnde gevechtsvoertuigen, die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten in Iran.

Artikel 5

  • 1 Het is verboden om gespecialiseerde kennis die rechtstreeks of middellijk bijdraagt of kan bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Iran of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Iran aan te bieden aan personen die niet beschikken over een ontheffing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 3 In de bij deze regeling behorende bijlage wordt vermeld op welke gebieden van onderwijs en onderzoek het verbod, bedoeld in het eerste lid, in elk geval betrekking heeft.

  • 4 De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verleent de gevraagde ontheffing tenzij hij het risico onaanvaardbaar groot acht dat het aanbieden van de bedoelde kennis aan de persoon voor wie de ontheffing is gevraagd, zal bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Iran of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Iran.

Artikel 5a

Een instelling als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel g, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, verstrekt de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen over wijzigingen in het door de instelling verzorgde onderwijs en onderzoek die van belang kunnen zijn voor de toepassing van artikel 5.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Bijlage bij Sanctieregeling Iran 2012

  • Physics of Nuclear reactors (TU Delft);

  • Gespecialiseerde kennis over de inrichting en de werking van de reactorhal (Hoger Onderwijs Reactor, TU Delft);

  • Hypersonic aerodynamics experimenteel en theoretisch onderzoek (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, TU Delft);

  • Guidance Navigation & Control systemen, software en simulaties (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, TU Delft);

  • Re-entry technology (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, TU Delft);

  • Studentenproject DARE – Stratos (Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek, TU Delft).

Naar boven