Hoofdstuk II. : Samenstelling van de Raad
-
1 Leden van de Raad zijn: een voorzitter en één of meer plaatsvervangende voorzitters,
die geen lid van het NIVRA zijn; alsmede tenminste vier leden en tenminste twee plaatsvervangende
leden, die lid zijn van het NIVRA.
-
2 Het lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur
van het NIVRA, de Raad van Tucht, het College van Beroep voor het Bedrijfsleven, een
door of namens het NIVRA ingesteld lichaam en met het dienstverband met het NIVRA.
-
3 Het lid van de Raad dat ingevolge de bepalingen van dit artikel moet aftreden, behoudt
zijn functie met betrekking tot die zaken aan de behandeling waarvan hij heeft deelgenomen,
maar die op het tijdstip van aftreden nog niet zijn afgetreden.
Het bestuur van het NIVRA benoemt, na overleg met de voorzitter van de Raad, een secretaris
en zo nodig een plaatsvervangend secretaris van de Raad. Dezen moeten het doctoraat
examen Nederlands recht aan een Nederlandse universiteit met goed gevolg hebben afgelegd.
Zij zijn geen lid van de Raad.
-
2 Indien een lid of (plaatsvervangend) secretaris van de Raad een in het vorig lid genoemd
verbod overtreedt, kan hij op verzoek van één of meer leden van de Raad of van één
of beide partijen worden uitgesloten van (verdere) deelnemingen aan de behandeling
van het geschil in verband waarmee de overtreding heeft plaatsgevonden.
-
2 Alvorens de Raad een geschil in behandeling neemt, – dient ofwel door de partij die
het geschil heeft voorgelegd ofwel door partijen die gezamenlijk het geschil aan de
Raad hebben voorgelegd, een depot ten behoeve van de vergoeding van procedurekosten
te worden gestort bij het NIVRA. De hoogte van het depot is per geschil afhankelijk
van de hoogte van de te verwachten procedurekosten en wordt door de voorzitter van
de Raad bepaald.
Hoofdstuk III. : Onderzoeken en beslissingen van de Raad
-
2 In het geval bedoeld in het eerste lid onder b, kan het betrokken lid van de NIVRA
het geschil met voorbijgaan van de Raad bij de volgens de wet bevoegde rechter aanhangig
maken op de bij de wet voorgeschreven wijze, doch uiterlijk binnen van één maand nadat
hem mededeling is gedaan van het aanhangig maken van een geschil bij de Raad, mits
het lid de Raad daarvan gelijktijdig bij aangetekende brief in kennis stelt.
-
3 Aan het gestelde in het eerste lid onder c wordt geacht te zijn voldaan, indien partijen
zijn overeengekomen, dat zij geschillen die tussen hen kunnen rijzen met uitsluiting
van de gewone rechter aan de uitspraak van de Raad zullen onderwerpen, mits tenminste
een van de partijen lid is van het NIVRA.
De eis wordt ingesteld bij een schriftelijk gemotiveerde conclusie, waaruit de inhoud
van het geschil duidelijk blijkt. De verweerder wordt in de gelegenheid gesteld schriftelijk,
gemotiveerd op de conclusie van eis te antwoorden.
De Raad behandelt een haar voorgelegd geschil op de wijze die hij dienstig oordeelt,
met inachtneming van de bepalingen van deze verordening. De voorzitter van de Raad
regelt de werkzaamheden.
De voorzitter, dan wel de Raad is bevoegd, onder het stellen van een termijn, van
partijen te verlangen dat zij de Raad schriftelijk of mondeling nadere inlichtingen
verschaffen, of bepaalde stukken overleggen.
-
1 Is de voorzitter van oordeel dat het dossier in het stadium verkeert dat het geschil
voor verdere behandeling gereed is, dan geeft de secretaris hiervan kennis aan partijen,
met opgave van de namen van de leden van de Raad.
-
2 Elk der partijen is gedurende veertien dagen na kennisgeving bedoeld in het eerste
lid, bevoegd onder opgave van redenen de Raad mede te delen dat zij één of meer leden
wenst te wraken. Bij het verstrekken van de opgave van de namen van de leden van de
Raad wijst de secretaris partijen op hun bevoegdheid in dezen.
-
3 Een lid van de Raad kan worden gewraakt, indien er te zijnen aanzien feiten of omstandigheden
bestaan, waardoor in het algemeen de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen
lijden. Een lid van de Raad kan zich verschonen op dezelfde gronden.
-
5 Wanneer vaststaat welke leden van de Raad aan de verdere behandeling van het geschil
kunnen deelnemen, stelt de voorzitter de kamer van de Raad – verder te noemen de Kamer
– samen, die als Raad voor Geschillen het geschil zal behandelen.
-
7 Indien de voorzitter van de Raad van oordeel is dat het geschil door vijf in plaats
van door drie leden dient te worden behandeld, of indien partijen behandeling door
vijf leden verzoeken en de voorzitter dit verzoek voor inwilliging vatbaar acht, wijst
hij uit de Raad vijf leden (zichzelf of een plaatsvervangend voorzitter hieronder
begrepen) aan die alsdan de Kamer zullen vormen.
Een tegenvordering die niet uiterlijk bij het eerste antwoord van verweerder zoals
bedoeld in artikel 11, tweede volzin, is ingesteld, kan nadien niet meer in dezelfde geschillenprocedure worden ingesteld.
De oorspronkelijke eiser wordt in de gelegenheid gesteld schriftelijk op de tegenvordering
te antwoorden.
-
1 De Kamer kan op verzoek van één der partijen, in elke stand van het geding voorlopig
die beslissing nemen of die maatregel treffen ten aanzien van zaken in het geschil,
die haar nodig of nuttig voorkomt.
-
1 De Kamer beslist omtrent een aan haar voorgelegd geschil niet dan na verhoor, althans
oproeping van de betrokken partijen, tenzij de voorzitter of diens plaatsvervanger
van oordeel is dat het geringe belang van het geschil onmiddellijke schriftelijke
afdoening daarvan door de Kamer rechtvaardigt.
-
6 Aan een ter zitting niet verschenen partij wordt een proces-verbaal van de zakelijke
inhoud van de mededelingen van de wederpartij, indien deze is verschenen, en van door
derden afgelegde mondelinge verklaringen gezonden.
-
7 Indien één der partijen niet verschijnt op een oproeping van de Kamer, bij behandeling
weigert te antwoorden op vragen door de Kamer gesteld, niet of op onvolledige wijze
voldoet aan het bevel van de Kamer om stukken te overleggen of nalaat de door de Kamer
gewenste inlichtingen te verschaffen, is de Kamer bevoegd een beslissing naar behoren
te nemen en toch een uitspraak te doen.
Indien één der partijen voor of tijdens de behandeling van een geschil de wens uitspreekt,
dat de Kamer van verdere behandeling afziet, zal de Kamer, indien de andere partij
zich daartegen niet verzet, de zaak als afgedaan beschouwen.
-
3 Indien een lid van het NIVRA, dat als getuige is opgeroepen, niet verschijnt, of is
verschenen, maar weigert te antwoorden op de hem door de Kamer gestelde vragen, hetzij
zonder een verzoek in te dienen, als in het tweede lid bedoeld, hetzij nadat de Kamer
een zodanig verzoek heeft afgewezen, wordt het bestuur van het NIVRA hiervan in kennis
gesteld.
Is de Kamer van oordeel dat het geschil in staat van wijzen is, dan stelt zij haar
uitspraak vast.
Alle beslissingen van de Kamer worden genomen met gewone meerderheid van stemmen.
De Kamer bepaalt dat de kosten van de procedure tot een door de Kamer te bepalen bedrag
door één of door beide partijen worden gedragen. Daarbij bepaalt de Kamer tevens in
hoeverre de procedurekosten worden voldaan uit het depot als bedoeld in artikel 9.
Zodra de Kamer bij de behandeling van een geschil haar einduitspraak heeft gedaan,
zenden de leden van de Kamer de in hun bezit zijnde stukken, die op dit geschil betrekking
hebben, aan de secretaris. Deze draagt zorg, dat de stukken in het archief van de
Raad worden bewaard of, voorzover zij overtollig zijn, worden vernietigd.
-
2 Het bewijs van verzending van een aangetekend poststuk aan partijen zal, tezamen met
de verklaring van de secretaris omtrent de inhoud van dat poststuk, tegenover partijen
gelden als bewijs van behoorlijke verzending. Partijen worden geacht dat poststuk
te hebben ontvangen, tenzij zij het tegendeel aannemelijk kunnen maken.
De ledenvergadering waarin de leden van de Raad voor de eerste maal worden benoemd,
kan ten aanzien van de zittingsduur van deze personen regelen stellen, welke afwijken
van het bepaalde in artikel 5.
Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam: Verordening op de Raad voor
Geschillen.