Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011.]
Geraadpleegd op 05-07-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 15-09-2004 en zichtdatum 03-07-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 12-01-2005

Besluit van 22 november 2000, houdende de aanwijzing van de gemeenten waaraan door het Rijk investeringsbudget kan worden verstrekt en regels ter berekening van de uit 's-Rijks kas te verstrekken budgetten voor stedelijke vernieuwing (Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 juli 2000, nr. MJZ2000083080, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 5, tweede lid, en 6, tweede lid, van de Wet stedelijke vernieuwing;

De Raad van State gehoord (advies van 31 augustus 2000, nr. W08.000306/V);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 16 november 2000, nr. MJZ2000137869, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: Wet stedelijke vernieuwing;

  • b. toegelaten instelling: instelling, toegelaten krachtens artikel 70 van de Woningwet;

  • c. inkomensdeciel: een groep inkomensgroep, verkregen door alle netto besteedbare inkomens op hoogte te rangschikken en vervolgens te verdelen in tien groepen van 10%, waarbij het eerste inkomensdeciel de groep met de laagste inkomens is en het tiende inkomensdeciel de groep met de hoogste inkomens is;

  • d. netto besteedbaar inkomen: inkomen dat is samengesteld uit het inkomen uit arbeid, de winst uit onderneming, het inkomen uit uitkeringen en de sociale verzekeringen, het pensioen, de lijfrente, de alimentatie of het bijstandsverhaal, de kinderbijslag, het spaarloon, de vakantietoeslag, het werkgevers- en werknemersdeel van de ziekenfondspremie, de tegemoetkoming van de werkgever in de ziektekosten, de gratificaties, de vaste winstdelingen en de tantièmes, met dien verstande dat geen rekening wordt gehouden met het privégebruik van de auto van de werkgever, de ontvangen rente, de ontvangen dividenden, de inkomsten uit verhuurd onroerend goed, de betaalde hypotheekrente en het daaraan gekoppelde belastingvoordeel, het huurwaardeforfait en de ontvangen huursubsidie.

Hoofdstuk 2. De aanwijzing van gemeenten waaraan door het rijk investeringsbudget kan worden verstrekt

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

De gemeenten waaraan Onze Minister investeringsbudget kan verstrekken zijn:

  • a. Alkmaar,

  • b. Almelo,

  • c. Amersfoort,

  • d. Amsterdam,

  • e. Arnhem,

  • f. Breda,

  • g. Deventer,

  • h. Dordrecht,

  • i. Eindhoven,

  • j. Emmen,

  • k. Enschede,

  • l. 's-Gravenhage,

  • m. Groningen,

  • n. Haarlem,

  • o. Heerlen,

  • p. Helmond,

  • q. Hengelo,

  • r. 's-Hertogenbosch,

  • s. Leeuwarden,

  • t. Leiden,

  • u. Lelystad,

  • v. Maastricht,

  • w. Nijmegen,

  • x. Rotterdam,

  • y. Schiedam,

  • z. Tilburg,

  • aa. Utrecht,

  • bb. Venlo,

  • cc. Zaanstad en

  • dd. Zwolle.

Hoofdstuk 3. De berekening van de uit 's Rijks kas beschikbare middelen voor de uitvoering van het beleid inzake stedelijke vernieuwing

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

  • 2 Onze Minister berekent voor alle gemeenten in Nederland de uitkomst van de formule:

    420 x WON45 x wLI x wOAD x wKLREG +

    298 x MGW45 x wLI +

    897 x MGW31 x wLI +

    298 x SHM45 x wLI +

    53 x WON4580 x wLI x wOAD x wKLREG +

    341 x MGW4580 x wLI x wOAD x wKLREG +

    341 x SHM4580 x wLI x wOAD x wKLREG +

    357 x PANDEN x wLI +

    1429 x MONUMENT x wLI +

    21311 x VESTIND x wLI x wOAD x wKLREG x (WON45/VOORRAAD) x wGSC,

    in welke formule voorstelt:

    WON45:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige woningen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning;

    wLI:

    een wegingsfactor die wordt bepaald door de formule:

    {6 x (LI/INWO)} + 0,04, in welke formule voorstelt:

    LI:

    het aantal in de gemeente woonachtige personen dat een netto besteedbaar inkomen in het tweede tot en met vierde inkomensdeciel geniet, waarbij voor de telling van het aantal personen dat een inkomen geniet, echtgenoten alséé n inkomensgenieter worden beschouwd, niet gehuwden als afzonderlijke eenheden worden beschouwd en personen die niet gedurende het gehele jaar inkomen hebben genoten, alsmede studenten met uitsluitend een studiebeurs, niet worden meegeteld, en

    INWO:

    het aantal inwoners binnen de gemeente;

    wOAD:

    een wegingsfactor die wordt bepaald door de formule:

    (OAD/10 000) + 0,75, in welke formule voorstelt:

    OAD:

    de op de gemeente van toepassing zijnde omgevingsadressendichtheid, bepaald overeenkomstig de wijze die van toepassing is bij de berekening van de bedragen die aan gemeenten worden uitgekeerd ingevolge artikel 6 en artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet, naar de stand op 1 januari 1997;

    wKLREG:

    een wegingsfactor die wordt bepaald door de formule:

    {0,2 x (KLREG/INWO)} + 1, in welke formule voorstelt:

    KLREG:

    het op de gemeente van toepassing zijnde aantal potentiële regionale klanten, bepaald overeenkomstig de wijze die van toepassing is bij de berekening van de bedragen die aan gemeenten worden uitgekeerd ingevolge artikel 6 en artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet, naar de stand op 1 januari 1997 en

    INWO:

    het aantal inwoners binnen de gemeente;

    MGW45:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinswoningen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning;

    MGW31:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinswoningen dat voor 1 januari 1931 is gereedgekomen voor bewoning;

    SHM45:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinshuurwoningen in bezit of eigendom van toegelaten instellingen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning;

    WON4580:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige woningen dat op of na 1 januari 1945 en voor 1 januari 1981 is gereedgekomen voor bewoning;

    MGW4580:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinswoningen dat op of na 1 januari 1945 en voor 1 januari 1981 is gereedgekomen voor bewoning;

    SHM4580:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinshuurwoningen in bezit of eigendom van toegelaten instellingen dat op of na 1 januari 1945 en voor 1 januari 1981 is gereedgekomen voor bewoning;

    PANDEN:

    het aantal panden dat binnen de gemeente aanwezig is binnen een reeds aangewezen of nog aan te wijzen beschermd stadsof dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988;

    MONUMENT:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige beschermde monumenten in de zin van de Monumentenwet 1988;

    VESTIND:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige bedrijfsvestigingen in de industrie met meer dan tien werkzame personen;

    VOORRAAD:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige woningen en

    wGSC:

    een wegingsfactor voor de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage en Utrecht die het getal twee bedraagt.

  • 3 Voor de in artikel 2 genoemde gemeenten worden de overeenkomstig het tweede lid verkregen getallen per gemeente verhoogd met een getal per gemeente dat de uitkomst is van de formule:

    0,2156% x [97,9069% x {UITKOMST – (274 x PANDEN x wLI) – (1096 x MONUMENT x wLI)}],

    in welke formule voorstelt:

    UITKOMST:

    de voor de gemeente berekende uitkomst van de formule, bedoeld in het tweede lid;

    PANDEN:

    het aantal panden dat binnen de gemeente aanwezig is binnen een reeds aangewezen of nog aan te wijzen beschermd stadsof dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988;

    wLI:

    hetgeen daaronder in het tweede lid wordt verstaan, en

    MONUMENT:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige beschermde monumenten in de zin van de Monumentenwet 1988.

  • 4 Voor de in artikel 2 genoemde gemeenten worden de overeenkomstig het derde lid verkregen getallen per gemeente verhoogd met een getal per gemeente dat de uitkomst is van de formule:

    346 x VESTIGER x

    [1 + {6,37 x ((((BUDGET / 10 000) / wLI) x wWERKLOOS) / VOORRAAD)}] - (START / VESTIGER)

    in welke formule voorstelt:

    VESTIGER:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige bedrijfsvestigingen in de industrie, in de productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water, in de bouwnijverheid, in de reparatie van en handel in consumentenartikelen, in de horeca, in de verhuur van en handel in onroerende zaken, in de verhuur van roerende zaken, in de cultuur en recreatie en in de dienstverlening;

    BUDGET:

    de uitkomst van de formule: 97,9069% x {UITKOMST – (274 x PANDEN x wLI) – (1096 x MONUMENT x wLI)}, in welke formule voorstelt:

    UITKOMST:

    de voor de gemeente berekende uitkomst van de formule, bedoeld in het tweede lid;

    PANDEN:

    het aantal panden dat binnen de gemeente aanwezig is binnen een reeds aangewezen of nog aan te wijzen beschermd stadsof dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988;

    wLI:

    hetgeen daaronder in het tweede lid wordt verstaan en

    MONUMENT:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige beschermde monumenten in de zin van de Monumentenwet 1988;

    wLI:

    hetgeen daaronder in het tweede lid wordt verstaan;

    wWERKLOOS:

    een wegingsfactor die wordt bepaald door de formule:

    0,51 + (14 x WERKLOOS / INWO), in welke formule voorstelt:

    WERKLOOS:

    het op de gemeente van toepassing zijnde gemiddelde over de jaren 1995 tot en met 1997 van het aantal personen ouder dan 15 jaar en jonger dan 65 jaar dat niet of minder dan 12 uur per week werkt en beschikbaar is voor werk van 12 uur per week of meer en ingeschreven staat bij de Arbeidsvoorziening Nederland en

    INWO:

    het aantal inwoners binnen de gemeente;

    VOORRAAD:

    het aantal binnen de gemeente aanwezige woningen;

    START:

    het aantal op of na 1 januari 1994 en voor 1 januari 1999 binnen de gemeente opgerichte bedrijven.

  • 5 Onze Minister herleidt voor elke gemeente het overeenkomstig het tweede lid, of het tweede, derde en vierde lid verkregen getal per gemeente, tot een percentage van de som van die getallen. De berekende percentages worden op drie decimalen afgerond.

  • 6 Onze Minister stelt voor elke provincie een percentage vast door de percentages die overeenkomstig het vijfde lid zijn berekend voor de in een provincie gelegen gemeenten die niet zijn genoemd in artikel 2, bij elkaar op te tellen.

  • 7 De uit 's-Rijks kas beschikbare middelen voor investeringsbudget, verminderd met een bedrag van € 90 756 043,22 dat overeenkomstig het achtste lid wordt verdeeld, en een bedrag van € 45 378 021,61 dat overeenkomstig het tiende lid wordt verdeeld, worden met gebruikmaking van de overeenkomstig het vijfde en zesde lid verkregen percentages, herleid tot bedragen voor de in artikel 2 genoemde gemeenten en de provincies.

    De aldus berekende bedragen worden per gemeente en provincie op € 453,78 naar boven afgerond.

  • 8 De overeenkomstig het zevende lid berekende bedragen worden voor de in artikel 2 genoemde gemeenten en voor de provincies verhoogd met de volgende bedragen:

    • a. Alkmaar: € 680 670,32;

    • b. Almelo: € 680 670,32;

    • c. Amersfoort: € 226 890,11;

    • d. Amsterdam: € 3 766 375,79;

    • e. Arnhem: € 2 359 657,12;

    • f. Breda: € 272 268,13;

    • g. Deventer: € 1 089 072,52;

    • h. Dordrecht: € 1 815 120,86;

    • i. Eindhoven: € 1 588 230,76;

    • j. Emmen: € 453 780,22;

    • k. Enschede: € 1 769 742,84;

    • l. 's-Gravenhage: € 18 196 586,67;

    • m. Groningen: € 8 168 043,89;

    • n. Haarlem: € 2 450 413,17;

    • o. Heerlen: € 1 678 986,80;

    • p. Helmond: € 408 402,19;

    • q. Hengelo: € 726 048,35;

    • r. 's-Hertogenbosch: € 45 378,02;

    • s. Leeuwarden: € 2 586 547,23;

    • t. Leiden: € 952 938,45;

    • u. Lelystad: € 90 756,04;

    • v. Maastricht: € 317 646,15;

    • w. Nijmegen: € 1 361 340,65;

    • x. Rotterdam: € 21 781 450,37;

    • y. Schiedam: € 2 541 169,21;

    • z. Tilburg: € 1 406 718,67;

    • aa. Utrecht: € 3 857 131,84;

    • bb. Venlo: € 453 780,22;

    • cc. Zaanstad: € 1 134 450,54;

    • dd. Zwolle: € 635 292,30;

    • ee. provincie Groningen: € 3 040 327,45;

    • ff. provincie Friesland: € 2 450 413,17;

    • gg. provincie Drenthe: € 726 048,35;

    • hh. provincie Overijssel: € 181 512,09;

    • ii. provincie Gelderland: € nihil;

    • jj. provincie Utrecht: € nihil;

    • kk. provincie Noord-Holland: € 226 890,11;

    • ll. provincie Zuid-Holland: € nihil;

    • mm. provincie Zeeland: € 2 495 791,19;

    • nn. provincie Noord-Brabant: € nihil;

    • oo. provincie Limburg: € 499 158,24 en

    • pp. provincie Flevoland: € 136 134,06.

  • 9 De gemeenten Amsterdam, Rotterdam, 's-Gravenhage en Utrecht kunnen in onderlinge overeenstemming de som van de voor die gemeenten overeenkomstig het achtste lid berekende bedragen herverdelen. Van een herverdeling wordt mededeling gedaan aan Onze Minister.

  • 10 Voor de in artikel 2 genoemde gemeenten worden de overeenkomstig het achtste of negende lid berekende bedragen per gemeente verhoogd met een bedrag per gemeente dat de uitkomst is van de formule:

    € 226 890,11 +

    Gf x € 26 999 922,86 +

    ISV x € 11 571 395,51

    in welke formule voorstelt:

    Gf:

    een percentage dat gelijk is aan het procentuele aandeel van de gemeente in de som van de aan de in artikel 2 genoemde gemeenten ingevolge artikel 6 en artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet voor het taakgebied Groen uitgekeerde bedragen, naar de stand op 1 januari 1997 en

    ISV:

    een percentage dat gelijk is aan het procentuele aandeel van de gemeente in de som van de voor de in artikel 2 genoemde gemeenten overeenkomstig het achtste lid berekende bedragen per gemeente.

    De uitkomsten van de formule worden per gemeente op € 1 134,45 naar boven afgerond.

Hoofdstuk 4. Grondslag voor de verdelingsnormen

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

  • 1 Aan de bij het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer daaromtrent beschikbare gegevens naar de stand op 1 januari 1997 worden ontleend: het aantal binnen de gemeente aanwezige woningen (VOORRAAD), het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinswoningen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning (MGW45), het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinswoningen dat voor 1 januari 1931 is gereedgekomen voor bewoning (MGW31), het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinshuurwoningen in bezit of eigendom van toegelaten instellingen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning (SHM45), het aantal binnen de gemeente aanwezige woningen dat voor 1 januari 1945 is gereedgekomen voor bewoning (WON45), het aantal binnen de gemeente aanwezige woningen dat op of na 1 januari 1945 en voor 1 januari 1981 is gereedgekomen voor bewoning (WON4580), het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinswoningen dat op of na 1 januari 1945 en voor 1 januari 1981 is gereedgekomen voor bewoning (MGW4580) en het aantal binnen de gemeente aanwezige meergezinshuurwoningen in bezit of eigendom van toegelaten instellingen dat op of na 1 januari 1945 en voor 1 januari 1981 is gereedgekomen voor bewoning (SHM4580).

  • 2 Het aantal binnen de gemeente aanwezige bedrijfsvestigingen in de industrie, in de productie en distributie van elektriciteit, aardgas en water, in de bouwnijverheid, in de reparatie van en handel in consumentenartikelen, in de horeca, in de verhuur van en handel in onroerende zaken, in de verhuur van roerende zaken, in de cultuur en recreatie en in de dienstverlening (VESTIGER) en het aantal binnen de gemeente aanwezige bedrijfsvestigingen in de industrie met meer dan tien werkzame personen (VESTIND), wordt ontleend aan de bij het handelsregister, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Handelsregisterwet 1996, daaromtrent beschikbare gegevens naar de stand op 1 januari 1998.

  • 4 Het op de gemeente van toepassing zijnde gemiddelde over de jaren 1995 tot en met 1997 van het aantal personen ouder dan 15 jaar en jonger dan 65 jaar dat niet of minder dan 12 uur per week werkt en beschikbaar is voor werk van 12 uur per week of meer en ingeschreven staat bij de Arbeidsvoorziening Nederland (WERKLOOS), wordt ontleend aan de bij het Centraal Bureau voor de Statistiek daaromtrent beschikbare gegevens.

  • 5 Het aantal panden dat binnen de gemeente aanwezig is binnen een reeds aangewezen of nog aan te wijzen beschermd stads- of dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet 1988 (PANDEN) wordt ontleend aan de bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg beschikbare publicatie «Historische factor verdeelsleutel stadsvernieuwingsfonds», RDMZ 1984.

  • 6 Het aantal beschermde monumenten in de zin van de Monumentenwet 1988 dat binnen de gemeente aanwezig is (MONUMENT), wordt ontleend aan de bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg daaromtrent beschikbare gegevens naar de stand op 1 januari 1988.

  • 7 De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van de op de gemeente van toepassing zijnde omgevingsadressendichtheid (OAD) en het op de gemeente van toepassing zijnde aantal potentiële regionale klanten (KLREG), worden ontleend aan het Geografisch Basisregister, naar de stand op 1 januari 1997.

  • 8 De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van het aantal binnen de gemeente woonachtige personen dat een netto besteedbaar inkomen geniet in het tweede tot en met vierde inkomensdeciel (LI), worden ontleend aan het« Regionaal Inkomensonderzoek 1994» van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

  • 9 De gegevens die benodigd zijn voor het bepalen van het aantal inwoners binnen de gemeente (INWO) worden ontleend aan de bij het Centraal Bureau voor de Statistiek daaromtrent beschikbare gegevens naar de stand op 1 januari 1997.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop het bij koninklijke boodschap van 13 november 1999 ingediende voorstel van wet ter stimulering van integrale stedelijke vernieuwing (Wet stedelijke vernieuwing) (kamerstukken I 1999/2000, 26 884, nr. 277), na tot wet te zijn verheven, in werking treedt, en werkt terug tot en met 1 januari 2000.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 28-04-2011 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2011]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing rechtstreekse gemeenten en verdeelsleutel stedelijke vernieuwing.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 november 2000

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. W. Remkes

Uitgegeven de dertigste november 2000

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven