Regeling benzinevervoer in mobiele tanks

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 18-08-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-03-2004 en zichtdatum 15-07-2024.
Geldend van 01-07-2001 t/m 27-05-2004

Regeling benzinevervoer in mobiele tanks

De Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op de artikelen 2, derde lid, en 15 van het Reglement Gevaarlijke Stoffen en op artikel 10 juncto 5 van de Richtlijn (EG) 94/63;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister:

Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. richtlijn:

Richtlijn 94/63/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations;

c. benzine:

aardoliederivaat, met of zonder additieven, met een volgens de Reidmethode bepaalde dampdruk van 27,6 kilopascal of meer, dat voor gebruik als brandstof voor motorvoertuigen is bestemd, met uitzondering van vloeibaar petroleumgas (LPG);

d. benzinestation:

wat daaronder verstaan wordt in de Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer;

e. terminal:

wat daaronder verstaan wordt in de Regeling op-, overslag en distributie benzine milieubeheer;

f. damp:

gasvormige, uit benzine vervluchtigende verbinding;

g. mobiele tank:

over de weg, per spoor of over het water vervoerde tank die wordt gebruikt voor de overbrenging van benzine van een terminal naar een andere terminal of naar een benzinestation;

h. opslaginstallatie:

een vaste tank die op een terminal voor de opslag van benzine wordt gebruikt;

i. voorlopige dampopslag:

voorlopige dampopslag in een tank met vast dak op een terminal voor latere overbrenging naar en terugwinning op een andere terminal, uitgezonderd de overbrenging van damp van de ene naar de andere opslaginstallatie op een terminal.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Mobiele tanks worden zodanig ontworpen en geëxploiteerd, dat de restdampen na het lossen van de benzine in de tank blijven.

  • 2 Mobiele tanks die benzine aan benzinestations of aan terminals leveren, worden zodanig ontworpen en geëxploiteerd, dat zij retourdampen uit de opslaginstallaties van de benzinestations of de terminals opvangen en opslaan. Voor tankwagons is dit alleen vereist wanneer zij benzine leveren aan benzinestations of aan terminals met voorlopige dampopslag.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde dampen blijven in de mobiele tank opgeslagen totdat in een terminal wordt herladen, uitgezonderd voor de afvoer via de veiligheidsoverdrukkleppen.

  • 4 Wanneer de schipper aannemelijk kan maken dat de mobiele tank na het lossen van de benzine zal worden beladen met een ander product dan benzine en wanneer op de plaats van het lossen van de benzine en het laden van het andere product geen voorzieningen voor dampterugwinning of voorlopige dampopslag aanwezig zijn, is ontgassing toegestaan, onverminderd randnummer 210.307 van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

  • 5 Een aangewezen instantie als bedoeld in bijlage 4 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, voorzover betreffende randnummer 210.307 (1), kan de ontgassing, bedoeld in het vierde lid, voor de binnenvaart verbieden voor een bepaalde periode, indien dit verbod strekt ter uitvoering van een door de Minister aangewezen geoperationaliseerd regionaal of lokaal programma ter bestrijding van milieuverontreiniging. Een zodanig programma is in ieder geval het waarschuwingssysteem verhoogde luchtverontreiniging DCMR van de DCMR Milieudienst Rijnmond.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 98, datum inwerkingtreding 28-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2001.

1 Mobiele tanks worden zodanig ontworpen en geëxploiteerd, dat de restdampen na het lossen van de benzine in de tank blijven.

2 Mobiele tanks die benzine aan benzinestations of aan terminals leveren, worden zodanig ontworpen en geëxploiteerd, dat zij retourdampen uit de opslaginstallaties van de benzinestations of de terminals opvangen en opslaan. Voor tankwagons is dit alleen vereist wanneer zij benzine leveren aan benzinestations of aan terminals met voorlopige dampopslag.

3 De in het eerste en tweede lid bedoelde dampen blijven in de mobiele tank opgeslagen totdat in een terminal wordt herladen, uitgezonderd voor de afvoer via de veiligheidsoverdrukkleppen.

4 Wanneer de schipper aannemelijk kan maken dat de mobiele tank na het lossen van de benzine zal worden beladen met een ander product dan benzine en wanneer op de plaats van het lossen van de benzine en het laden van het andere product geen voorzieningen voor dampterugwinning of voorlopige dampopslag aanwezig zijn, is ontgassing toegestaan, onverminderd randnummer 7.2.3.7 van bijlage 1 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

5 Een aangewezen instantie als bedoeld in bijlage 4 van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen, voorzover betreffende randnummer 7.2.3.7, kan de ontgassing, bedoeld in het vierde lid, voor de binnenvaart verbieden voor een bepaalde periode, indien dit verbod strekt ter uitvoering van een door de Minister aangewezen geoperationaliseerd regionaal of lokaal programma ter bestrijding van milieuverontreiniging. Een zodanig programma is in ieder geval het waarschuwingssysteem verhoogde luchtverontreiniging DCMR van de DCMR Milieudienst Rijnmond.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Op het testen van de dampdichtheid van mobiele tanks die over de weg worden vervoerd is randnummer 211.152 van bijlage B van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen van toepassing.

  • 2 De juiste werking van de vacuümdrukkleppen van de mobiele tanks wordt gecontroleerd met inachtneming van de randnummers 211.151 en 212.152 van bijlage B van de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, de randnummers 1.5.2. en 1.5.3 van aanhangsel X en de randnummers 1.5.2. en 1.5.3 van aanhangsel XI van de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen onderscheidenlijk de randnummers 210.282 en 321.222 (4) van de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2004, 98, datum inwerkingtreding 28-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2001.

1 Op het testen van de dampdichtheid van mobiele tanks die over de weg worden vervoerd is randnummer 6.8.2.4.3 van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen van toepassing.

2 De juiste werking van de vacuümdrukkleppen van de mobiele tanks wordt gecontroleerd met inachtneming van de randnummers 6.8.2.4.2 en 6.8.2.4.3 van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen, de randnummers 6.8.2.4.2 en 6.8.2.4.3 van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen onderscheidenlijk de randnummers 8.1.8 en 9.3.2.22.4 van bijlage 1 bij de Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 Artikel 2 is van toepassing:

    • a) met ingang van 31 december 1995 ten aanzien van nieuwe tankwagens, tankwagons en schepen;

    • b) met ingang van 31 december 1998 ten aanzien van voor 31 december 1995 in gebruik zijnde tankwagons en schepen, indien zij worden gevuld in of op een terminal waarop artikel 4, eerste lid, van de richtlijn van toepassing is;

    • c) ten aanzien van voor 31 december 1995 in gebruik zijnde tankwagens, wanneer zij worden omgebouwd voor vulling langs de onderzijde overeenkomstig de specificaties 1.1, 1.2, 2.3, 3.1, 3.2, 3.4, 3.5, 4.1.1 tot en met 4.1.4, en 5.2 van bijlage IV van de richtlijn.

  • 2 Artikel 2 is niet van toepassing op dampverliezen ten gevolge van metingen met peilstokken bij mobiele tanks die voor 1 januari 2000 in gebruik zijn genomen.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 1995.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling benzinevervoer in mobiele tanks.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 15 december 1995

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

.
Naar boven