Stb. 2004, 199, datum inwerkingtreding 19-05-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 17-03-2003.
1 Apothekers zijn verplicht de vergiften, bedoeld in artikel 1, onder a, in hun apotheek te bewaren in uitsluitend daartoe bestemde en met een sleutel afsluitbare
kasten of ruimten. De inspecteur kan aan een apotheker op diens verzoek op grond van
bijzondere omstandigheden toestaan dat bepaalde van de in de eerste volzin bedoelde
vergiften op een andere door hem goedgekeurde wijze worden bewaard.
2 Apothekers zijn verplicht de vergiften, bedoeld in artikel 1, onder b, in hun apotheek eveneens te bewaren in uitsluitend daartoe bestemde en met een sleutel
afsluitbare kasten of ruimten. De inspecteur kan desgevraagd op grond van veiligheidsoverwegingen
toestaan dat bepaalde substanties, niet zijnde vergiften als bedoeld in artikel 1,
onder a en b, in de kasten of ruimten, bedoeld in de eerste volzin, worden bewaard.
3 Apotheekhoudende artsen zijn verplicht de vergiften, bedoeld in artikel 1, onder
a en b, in hun apotheek te bewaren in uitsluitend daartoe bestemde en met een sleutel afsluitbare
kasten of ruimten. Het eerste lid, tweede volzin, en het tweede lid, tweede volzin,
zijn van overeenkomstige toepassing.
4 Het eerste en derde lid zijn niet van toepassing ten aanzien van de preparaten, bedoeld
in artikel 8, eerste lid, van het Opiumwetbesluit.
5 Het eerste en derde lid zijn eveneens niet van toepassing ten aanzien van de preparaten,
bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het Opiumwetbesluit voor zover die preparaten
zich bevinden in een als werkvoorraad bestemde aangebroken verpakking van ten hoogste
1000 doseringseenheden.