Besluit van 1 juli 1957, houdende verhoging uitkeringen niet-pensioengerechtigden
van land- en zeemacht met een algemene toeslag
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Defensie van 12 maart 1957, Nr. P. 111.341/A/Conf
en Nr. Minmar 467699/349595;
Overwegende, dat de beperking van de uitbetaling van de uitkeringen, bedoeld in de
Regeling uitkeringen niet-pensioengerechtigden van land- en zeemacht (Stb. 1948, I 543) bij gelijktijdige aanspraak op een pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281), het wenselijk maakt ten aanzien van die uitkeringen gelijksoortige voorzieningen
te treffen als is geschied ten aanzien van de militaire pensioenen;
De Raad van State gehoord (advies van 21 mei 1957 nr. 69);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 25 juni 1957, Nr. P. 111.341/E/Conf,
Nr minmar 552822/254777;
Hebben goedgevonden en verstaan: